We werden tussen hekken bijeen gedreven. Gelaten wachtten wij op het schot. Om ons heen stonden mannen met speciale overalls aan. Het schietwapen ging omhoog.
Vermoedelijk krijgt u bij het lezen van deze zinnen associaties met veeteelt en abattoirs, mogelijk moet u denken aan de boeken van Koolhaas of Orwell. Het vormde echter het intro op mijn ervaringen met de Alleeloop. Een opmerkelijke naam overigens. Er is vast in groot comité over nagedacht, een brainstormsessie gehouden, gestemd. Allee: lopen kreng -zit er in, maar ook de Graven Allee, zijnde het buiten van de Graaf van Almelo, die dat landgoed tot zijn soort van tuin rekent.
De Alleeloop dus. Ik doe er, als geboren en in overwegende mate getogen Almeloër, vanaf het begin aan mee. Dat moet ook wel, als lid van de organiserende atletiekvereniging. Want dan is er geen andere keus dan óf atleet óf jurylid te zijn. In het laatste geval heb je dan die reflecterende overall aan, houd je passanten tegen die het wedstrijdverloop beïnvloeden door tussen atleten door de fietsen, wijs je diezelfde atleten de weg (terwijl er vanwege de dranghekken evident maar één richting mogelijk is), en kun je zonder dralen atleten met hoge nood de kortste weg naar de toiletten dirigeren. Specialisten schotten het los, pardon: lossen het schot, noteren de tijd, houden loslopende honden in de gaten. Kortom, er zijn ongeveer drie keer meer juryleden dan er deelnemers zijn.
Enfin, ik participeerde aan de kortste afstand mogelijk: de vijf kilometer. Het misverstand onder lange afstandsatleten is, dat die Vijf een afstand is voor watjes, beginners, weinig serieuze hardlopers. Want je kunt de tien kilometer lopen alsof je even vlot door die vervelende kledingzaak wil lopen – en zo lopen de meeste deelnemers. Nee, dan ga ik liever bloedjehard op die Vijf.
Overigens denk ik telkenmale na reeds vijfhonderd meter waar ik in jezushemelsnaam aan begonnen ben. Wie zoals ik voorin wil eindigen, moet nu eenmaal als een waanzinnige van start, anders kun je nimmer het verschil maken. Dat is nu eenmaal het lot van de eerzuchtige renmens. De zaak is vervolgens je lichaam, dat protesteert met alle spieren, pezen, hormonen en wat je verder nog in een schonkige body als dat van mij mag tegenkomen.
Op een zeker moment draai je halverwege die Allee om een pilon, waarna je weer teruggaat vanwaar je gekomen bent. Dat is een mentaal uiterst zware gang, want je vindt het al een weerzinwekkend eind om flink de sokken in te zetten – en dan weet je dat het pas halverwege is.
Overigens werd ik vierde. Bij de mannen vijftigplus. Dat er rappere oudjes zijn is een flinke frustratie, blijkbaar rennen er zonderlingen rond die nòg beter kunnen afzien. Gelukkig is de familie-eer gered door de dochter, die het brons en twintig euro wegkaapte. Zij heeft mijn genen.
Erik Endlich