Jaarlijks gaan wij, looptrainers, naar Papendal. Wie zijn licentie behouden wil, moet daar zijn punten scoren door workshops te volgen. Je kunt kiezen uit iets van 24 verschillende sessies, steeds gegeven door de één of andere autoriteit op een deelgebied van een specialisme. Want of je nou iets weten wilt over de melkzuurvorming bij middenafstandslopers, hoe je het kuitenwerk kun verbeteren wat je moet rekken – of juist niet -: je kunt het allemaal meemaken. Als je dat wilt tenminste.
De drie workshops die ik had gekozen had waren: een nadere beschouwing van de looptechniek, een ander soort warming-up en Leuke Oefeningen voor de Loper. Het eerste was een lezing, de tweede les werd op de atletiekbaan gegeven en de laatste bijeenkomst vond in een sporthal plaats.
We werden aanvankelijk als vee tussen de hekken gedreven. De KNAU, die het organiseerde, liet via haar voorzitter weten dat wij met 1.120 deelnemers waren. Het is een schatting, maar een groot deel van de participanten was tegen de zestig, een ander deel liep tegen de tachtig. Knap, denk ik dan, maar welke atleet wil getraind worden door een bibberige bejaarde die maar niet je naam onthouden kan?
Enfin, mijn eerste les werd gegeven door een zonnig type die bewegingswetenschapper was en anderhalf uur nodig had om uit te leggen uit welke onderdelen de loopbeweging bestaat. Schaarbeweging, pendelmoment, zweeffase, grijpvoet, armhouding, tordering, verticale en horizontale krachten: het is nauwelijks te bevatten dat de cyclus van een loopmoment nauwelijks één seconde duurt en zó enorm complex is. Het resultaat van die bijeenkomst was, dat je nauwelijks de ene voet voor de andere durft te zetten, benauwd als je bent dat je techniek slechts tot hoongelach leidt.
Nog confuus van al die informatie begaf ik mij opgelucht naar buiten, waar een voormalig nationaal kampioen polsstokhoogspringen die blijkbaar walgde van het begrip “warming-up” maar het steeds over readyness had. Het is een term die ik niet licht vergeten zal, omdat wij een reeks kracht-, souplesse en balansoefeningen voor de kiezen kregen, die bij het Korps Commandotroepen tot halvering van de pelotons had geleid. Na afloop van de workshop bleven nog wat mensen uitgeput achter die, zo begreep ik, tegen de avond door clubgenoten middels de brandweergreep naar de auto werden gedragen.
Nadat ik op wonderbaarlijke en niet meer in mijn herinnering aanwezige wijze bij de laatste les had gemeld, vouwden wij ons op aanwijzingen van iemand die zijn werkzame leven tot nu toe had bezig gehouden met het bedenken van lenigheidsoefeningen, tot een soort origami-figuren. In een hoog tempo moesten wij onze ledematen op zodanige posities ten opzichte van het lichaam plaatsen, dat ik op een gegeven moment plotseling mijn linkerarm schuin achter het rechterbeen zag opduiken.
Ik hoop dit alles binnenkort in de praktijk te brengen. Zodra ik zelfstandig uit bed kan komen.
Erik Endlich