Er was eens een… voetbalvereniging die een winterstop hield. Want voetballers trainen niet rond de feestdagen, als het veel geregend heeft en wanneer het glad is. Gelukkig kennen atleten geen winterstop. Er was dus een jonge atleet die dóórtrainde. Ook als het regende of hard vroor. Want als een atleet niet traint, doet de concurrentie dat wel. En dat wilde onze jonge atleet niet. Dus hij liep alsof zijn leven er vanaf hing. En hij werd beter. En beter.
Hij was op een zeker moment de beste van zijn club. In zijn leeftijdscategorie welteverstaan. Maar bij de regionale kampioenschappen werd hij derde. Dat was, kort gezegd, een deceptie. Dus nam een echte trainer onze jonge atleet onder zijn hoede. Daarop ging de loper harder, maar vooral anders trainen. Dat hielp. Bij de eerstvolgende regiowedstrijd werd hij tweede, het jaar daarop eerste. Inmiddels was de jonge atleet niet meer zo heel jong meer. Dus kwam hij in een hogere leeftijdscategorie.
Bij de eerst volgende regiokampioenschappen werd de niet meer zo jonge atleet vierde. Maar hij liet zich niet van, laat staan uit het veld slaan. Zijn trainer waardeerde zijn inzet en vroeg hem twee keer daags te trainen. Omdat de jongvolwassen atleet gedisciplineerd was en alles deed om maar beter te worden, ging hij dagelijks twee keer trainen. Alweer werd de jongeman beter. Sterker: hij werd de beste van de regio. Eindelijk begonnen al die trainingen vruchten af te werpen. En medailles. Bekers ook.
Werd hij daar gelukkig van? – vraagt de cynische lezer zich af. Nou en of. Want onze ambitieuze hardloper was niet bijzonder knap – uiterlijk dan – maar een intellectueel was het evenmin. En ja: dan is er niet zoveel waarmee je je onderscheid van de rest. Tenzij je hard kun lopen. Dat kon hij.
Zo goed zelfs, dat hij de landelijke finale haalde. Toen werd hij derde. Was hij nu dan tevreden? Mwoah. Voor hem gold slechts goud. Als je zoveel traint en het leidt tot brons, dan is dat een teleurstelling.
Om even in herinnering te roepen: het is een Kerstverhaal. Dus liep het op een zeker moment tegen de Kerstdagen. Onze held van het verhaal (of schlemiel zo u wilt) begon te twijfelen. Waren al die inspanningen het waard om de beste van de club te worden? Ja, zelfs van de regio? En waarom ging het landelijk dan steeds mis? Het zijn de donkere dagen voor Kerst om te worden gekweld door dit soort vragen.
Toen besloot hij de pijp aan Maarten te geven. Misschien een wat ongelukkige uitdrukking voor een onthouder van genotmiddelen – zoals u weet nam hij zijn sport serieus. Tot aan de Kerstdagen dus. Het werden fijne Kerstdagen, want hij hoefde zich niet langer het schompes te trainen. Dat is een zegen. Maar hij was lelijk en dom. Per saldo kun je dan misschien beter gaan hardlopen.
Erik Endlich