Als ik dit schrijf heb ik mij zojuist opgegeven voor de NK in Gouda. NK – ik realiseer mij dat niet iedereen een kreet van herkenning slaakt. Want wat zou het ook kunnen betekenen? Noorse Kluunwedstrijden, Nationale Kantoorklerkenbijeenkomst, Nederlandse Koekhapkampioenschappen? Neen, het is het Nederlands Kampioenschap, wat natuurlijk niets zegt, maar wellicht wetende dat ik atletiek bedrijf gaat dat inderdaad om de moeder aller sporten. Gelet op mijn gevorderde leeftijd betreft het overigens de NK voor masters, wat een chique naam is voor veteranen, dat weer een eufemistische vertaling voor oudjes is.
Ik heb mij opgegeven voor hoogspringen en speerwerpen. Misschien apart gelet op de omstandigheid dat ik een paar keer per week looptraining geef en deze onderdelen het afgelopen jaar niet meer beoefend heb. Nu deed ik in het verleden wel veel met dat springen en werpen, dus ik hoop op een ingesleten techniek en een gevoel voor complexe bewegingsvormen zoals dansen. Niet in de laatste plaats gok ik op de afwezigheid van serieuze concurrentie. Of nog mooier: wel concurrentie, maar niet bestand tegen de druk van presteren wanneer het er op aankomt.
Ik heb een heleboel tegen, maar enige prestatiedruk van betekenis ervaar ik nimmer. Die onbevangenheid heeft mij een jaar of acht geleden de titel bij het hoogspringen opgeleverd. Toen deed een jongen, nou ja: oudere vent mee die doorgaans net een paar centimeter hoger sprong dan ondergetekende. Maar het geval wilde dat wij dezelfde hoogte haalden en precies evenveel sprongen nodig hadden om dat bereiken. Deze Jan H., bloedfanatiek en de wereld rondreizende om deel te nemen aan Europese en wereldkampioenschappen voor masters, had reeds menig gouden medaille gewonnen. Met hem ging ik een tamelijk zeldzaam fenomeen aan, namelijk de barrage. De lat werd meen ik acht centimeter hoger gezet dan de laatste hoogte die wij hadden gehaald. Haalden wij de hoogte niet, dan ging de lat een centimeter omlaag – enzovoorts. De eerste die de lat passeerde terwijl de ander daarop sneuvelde, mocht zich Nederlands kampioen noemen.
Enfin, deze Jan trok van de zenuwen telkens zijn broekje op tot okselhoogte, frunnikte aan zijn shirtje, was tientallen seconden bezig nerveus te huppelen en aan zijn neus te trekken, trok andermaal zijn broekje omhoog, streek zijn weinige haren naar achteren, schraapte zijn keel, kuchte en rochelde en schudde zijn schonkige benen. Uiteindelijk liep Jan aan – en sprong zo ongeveer door de lat.
Ik daarentegen moest tot twee keer gemaand worden om mij klaar te maken, daar ik in een geanimeerd gesprek was met een jurylid van het verspringen, dat zich naast onze hoogspringbak afspeelde. Ik kende die man. Enfin, ik trok haastig de trainingsbroek uit en liep terstond en zonder dralen aan. Ik haalde de hoogte wel.
Ik geloof dus niet in een al te serieuze voorbereiding. Dat scheelt in ieder geval een hoop tijd.
FOTO: @Wim Slagers
Erik Endlich