Zondag 24 november 2024
Twentesport

Evolutie

Geplaatst op 17 april 2019 door   ·   Geen reacties

Tijdens de marathon in Enschede afgelopen zondag deed de UT onderzoek naar de Afrikaanse loper. De vraag hoe het toch kan dat deze types zo hard en zo lang kunnen rennen, was snel beantwoord. Ze hebben namelijk dunne kuiten. Wij hebben ze te dik en komen dus, althans bezien vanuit Afrikaans perspectief, nauwelijks vooruit. Voorts wonen ze op de hoogvlakte. Daar is de lucht ijl, dus maken ze daar als gekken rode bloedlichaampjes aan. Niet bewust natuurlijk, want het is natuurlijk.

Een interessantere vraag is, waarom deze jongens – meisjes ook – zo lang achtereen hollen kunnen. Evolutionair gezien dan. Want je mag aannemen, dat het vermogen om als een malle over een Afrikaanse hoogvlakte te kunnen rennen, ergens in het ochtendgloren van de mensheid zin heeft gehad. Een kwestie van logisch denken. Zo denk ik dat het op die hoogvlakte niet zeer dichtbevolkt was, zodat buren en allerlei voorzieningen als waterbronnen, enigszins comfortabele grotten en bomen met eetbare vruchten ver uiteen lagen. Dan kan het vermogen om urenlang het ene been voor het andere te zetten, uitkomst bieden. Bovendien ontkom je aldus aan diverse roofdieren die al blij zijn als een mens, hoe weinig vlezig ook met die dunne kuitjes, voorbij komt. Rennen uit lijfsbehoud dus.

Rijst de vraag waar wij dan goed voor, of beter: in zijn. Waren eigenlijk. Je hoeft geen wetenschappelijk onderzoek te verrichten om te zien, dat het kuitenwerk lokaal tamelijk fors tot enorm is. Dat is van generatie op generatie doorgegeven, dus ergens was het goed voor. Nu zitten wij in de gematigde streken, waar het in de winter koud is. Althans, vroeger was dat zo. Dan was wat vet op de botten nooit weg. Velen hebben inmiddels het vermogen om enorm lage temperaturen moeiteloos aan te kunnen. Dan is looptalent aanmerkelijk minder van belang. Maar als je etmalen achtereen in je grot warm zit te wezen, moet er toch wel iets op tafel komen. Hoe dat zit is vooralsnog een raadsel. Wetenschappers hebben zich daar het hoofd over gebroken.

Ik zou geen schrijver zijn als ik daar geen theorie over had. Goed, feit is, dat er ook min of meer fitte lieden zijn. Die zorgden in de prehistorie voor de dis, in de zin van: beesten vangen. Ik kan bijvoorbeeld niet onaardig speerwerpen. Daarmee compenseer je het gebrek aan duurvermogen. Tegen een vliegende speer dan wel gelanceerde pijl kan geen Afrikaan lopen. Daarbij kan het weliswaar zo zijn dat de Ethiopische en Keniaanse hooglanders iedereen de smalle hielen lieten zien en geen beest ze kon bijhouden, alleen lopen om te ontkomen brengt geen eten op tafel. Vandaar dat ze zo broodmager zijn. Daarom werden zij de eerste veehouders. Slim eigenlijk.

Dus dat wij zielig in de achterhoede van snelle Afrikanen met onze ballonkuiten rondscharrelen is geen schande. Laat ons maar schuiven.

Erik Endlich

Delen is sportief

Reacties (0)




Archief