De maandag na de Tour is een soort niemandsland, een soort schemerzone, tweeduuster. Je focus is ontregeld, je moet afkicken, je bent na drie weken Frankrijk weer terug in je normale leven en daar heb ik altijd moeite mee. Bovendien was het ook nog een buitengewoon enerverende Tour, vooral dank zij die dekselse (ik gebruik nu even de vocabulaire van mijn gewaardeerde collega Evert) Julian Alaphilippe. De kleine, aanvalslustige Fransman zette de Tour helemaal op zijn kop.
Vervolgens deden de weergoden nog een duit in het zakje. En daar ligt ook meteen de basis van een onbevredigend gevoel dat ik overhield aan de honderdenzesde Tour. Egan Bernal (foto) kwam uit die onzekere twee slotdagen als winnaar uit de bus. Het is een prachtige renner, deze Colombiaan. Maar dat hij won, is een beetje toeval. Dat heeft hij vooral aan het grillige weer te danken. Simpel gezegd: als de weersomstandigheden ‘normaal’ waren gebleven, had hij dan ook gewonnen? Waarschijnlijk wel, maar je weet het niet zeker. Onze Steven Kruijswijk bijvoorbeeld had vrijdag als een ware diesel nog een aanval in gedachten op de laatste klim naar Tignes. Of misschien wel Buchmann, de Duitse aanklamper. Of een klimgeit van Movistar. En wat zou er gebeurd zijn als de etappe van zaterdag de normale lengte had gehad? Dat zullen we nooit weten en daarom is de zege van Bernal min of meer een toevalstreffer, hoewel hij daar in het hooggebergte op zijn gemak was, dat weet ik ook. Niettemin, als de dopingcontroles geen roet in het eten gooien, mogen we spreken van een meer dan geslaagde Tour met al die verschillende etappewinnaars, met die spanning en verrassingen.
Nu afkicken en dan kan de ware sportfreak meteen de blik richten op de voetbalcompetitie, hoewel de transferperiode nog volop loopt. De voorbereiding op het seizoen gaat derhalve eigenlijk nog een paar maanden door en daarna weten we pas echt wat de nieuwe FC en wat Heracles en al die anderen van plan zijn.