Elke vrijdagmiddag om vier uur speel ik in de sporthal aan De Reulver met een oude hockeyvriend een paar potjes snooker. Het resultaat is niet belangrijk, we zien het vooral als een vorm van therapie en zouden eigenlijk bij de ziektekostenverzekering hiervoor een verzoek tot vergoeding moeten indienen. De tafels staan niet geheel waterpas, wat zeker bijdraagt aan het niveau van ons spel en verder vraagt de kwaliteit van de pomerans bovengemiddeld vaak om het aloude biljartcredo krijt op tijd. Om half vijf bestellen we een mooie Leffe, waarna we ons gedurende het restant van de zuivere speeltijd bemoeien met het wereldnieuws aan de bar. Nadat we aldus het nuttige met het aangename hebben verenigd, kan het weekend beginnen, met hockey en voetbal als belangrijkste ingrediënten.
Zondagavond belandde ik tijdens een rondje zappen op BBC Two, dat de finale van het UK Championship snooker live uitzond. Het ging tussen Stephen Maguire, een 38-jarige Schot, en de zes jaar jongere Chinees Ding Junhui. In de studio namen twee analisten zeer serieus de wedstrijd door en het commentaar in de zaal deed terugdenken aan de hoogtijdagen van Ben de Graaf. Rond de tafel bewoog zich een mysterieuze figuur in smoking met handschoenen, waarmee hij telkens een gescoorde bal teruglegde op het biljart. Mede daardoor schoot het allemaal niet erg op, maar toch heb ik uiterst geboeid en met stijgende verbazing gekeken naar deze twee snookertoppers, die de meest onwaarschijnlijke caramboles uit de losse pols toverden. Snooker is geen sport, snooker is kunst. Behalve op vrijdagmiddag in de sporthal aan De Reulver.
Peter Bonder