Als jong, veelbelovend renner het wielerpeloton moeten laten gaan. Oftewel lossen. De eerste keren een bijna traumatische ervaring, een regelrechte nederlaag waar je zolang mogelijk tegen knokt. Later, als profrenner, moet je leren wanneer je moet lossen. Krachten sparen voor volgende dagen. Of om erger te voorkomen. Te lang aanklampen kan rampzalig uitpakken: je blaast jezelf op en verzeilt voor of in de bezemwagen.
Dertig jaar geleden reed ik mijn laatste Tour de France. Als sportman ben ik ben geen schim meer van de renner die ik toen was. Ik heb verhoudingsgewijs enorm ingeleverd, waarschijnlijk meer dan welk ‘normaal mens’ ooit zal moeten prijsgeven. Stoppen met wielrennen is een stervensproces. Onder ogen zien dat het minder gaat, de jeugd stormt je voorbij, je hebt gevoelig ingeboet. Totdat je definitief los moet laten.
En je op een leeftijd aanbelandt dat je vooruitkijkend naar de toekomst niet meer optelt maar terugrekent. Veel nog jonge mensen maken plannen maar klagen tegelijkertijd over wat zij tekort komen of hebben ingeleverd. Ik tel af en realiseer mezelf dat ik 62 ben. Nog goed vier jaar en vier maanden te gaan tot mijn AOW. Vrijwel dagelijks verheug ik mijzelf over waartoe ik fysiek, sportief en mentaal nog in staat ben. Ik zie oudere mensen om mij heen en vraag mij af of er ook iets positiefs schuilt in oud worden. Ik hoop dat ik nog lang de wind in mijn oren kan horen ruisen. Zoals tijdens de honderdduizenden kilometers die ik op de fiets heb afgelegd. De eerste sneeuw, het voorjaar en de herfst kan ruiken. En dat ik uiteindelijk de kunst van het lossen tot in de perfectie beheers.
Theo de Rooij
FOTO: Cor Vos
Wat een ongelooflijk mooi stukje weer Theo…