Het is gek: ik mag voorlopig niet naar kantoor omdat ik een risico vorm met mijn 62 jaar. Dat is vooral merkwaardig, omdat ik vergeleken met mijn collega’s, waarvan het merendeel corpulent en amechtig is, een topsporter ben. Ik ren om de dag, de andere dag verplaats ik zwaar ijzerwerk in de mancave. De gemiddelde sportieve inspanning ten burele is een sportschoolabonnement dat ongeveer eens per twee maanden wordt gebruikt. Waar ik over de trappen richting vierde etage – mijn werkplek – ijlde, maken de anderen gebruik van de lift, die vanwege het te verplaatsen gewicht piepend en krakend opwaarts gaat.
Maar dit terzijde. Vanzelf kan ik niet de hele dag sporten, tenzij je vissen en vogels observeren tot sportief getinte activiteiten rekent: in dat geval vormen uitsluitend de maaltijden en slapen alsook de persoonlijke hygiëne niet tot de inspanningen met een sportieve inslag.
Er zijn immers viswedstrijden en ook fanatieke vogelaars voeren competitie in de zin dat wie in een jaar de meeste soorten spot, kampioen is. Enfin, in die disciplines reken ik mij absoluut niet tot de toppers, maar gedreven ben ik wel. Toegegeven, de vogelwaarneming ziet er niet direct uit als iets, waarvoor men over conditie moet beschikken. Ik lig immers op de bank, kijker en veldgids binnen handbereik. Mijn spiedende ogen zijn gericht op onze tuin. Wij, althans de wederhelft, geeft wekelijks aan de Vogelbescherming door, welke vogels zich in onze achtertuin ophouden. Je kunt dan wel lafjes vermelden dat de merel, het koolmeesje en de huismus zich in ons struweel ophouden, maar daar breek je geen potten mee. Er zijn zoveel meer soorten, maar je moet er oog voor hebben en bovendien engelengeduld. Want het barmsijsje, de keep en zelfs de staartmees zijn bleu en tonen zich zeer sporadisch aan den volke. Zaak dus om met verrekijker te speuren tot je scheel ziet, maar vooral naar de zeldzame gasten waar het je om te doen is.
Ach! – hoe onnoemelijk veel voldoening geeft de aanblik van het zwartkopje, de grote bonte specht (ja echt!) en de tjiftjaf. En inderdaad: de staartmees, de keep, benevens de tamelijk gemiddelde gasten als roodborst en heggemus. Winterkoninkje, gaai, houtduif, ekster, ringmus, kauw. De lijst wordt allengs langer. Niets aan de tuin doen en zaad, zonnepitten en ooft doneren helpt aanzienlijk.
We zien er steeds meer, maar het heeft wel een prijs. Na een paar uur ingespannen turen naar alle hoekjes, gaten, takken, struiken en bewegend gewas, staan de ogen stijf in het hoofd en kom je gebroken en slecht na zeer veel moeite van de bank. U moet het niet onderschatten.
Volgens de Vogelbescherming is er vanwege ons isolement steeds meer belangstelling voor vogelwaarneming. Ik snap dat. Maar begrijp dat het geen sinecure is. Ik moet er een paar dagen van bijkomen. Je wordt er vleugellam van.
Erik Endlich