Voor een hardloper heeft de anderhalve meter-maatschappij, zo lijkt het na een eerste overpeinzing, slechts voordelen. Behalve de geringe kans op een virusinfectie hijgt er niemand in je nek, wordt het uitzicht niet of nauwelijks gehinderd door andere atleten en – niet in de laatste plaats – maakt iedereen zich in beperkte mate uit de voeten zodra je hijgend iemand op jouw deel van het voetpad nadert.
Dat laatste is betrekkelijk. Hoewel het zogeheten Outbreak Management Team voortdurend de discipline van de Nederlandse burger roemt, leert de realiteit dat ons land veel sukkels telt die zich weinig gelegen laten liggen aan die anderhalve meter. Tel daarbij ook een aantal hardhorende types bij en duidelijk is, dat hardlopen alsnog een uitdaging is geworden.
Om de dag ga ik vijf kilometer hardlopen, wat voor de lange afstand-atleet tot het inlopen wordt gerekend, maar ik ben dan ook geen figuur die voldoening haalt uit bewegingen die zich schier eindeloos herhalen. Duidelijk is wel dat steeds meer zonderlingen weigeren een pas opzij te doen, blijkbaar omdat zij menen over de expertise te beschikken die bepaalt dat wij weer tot de orde van de dag mogen overgaan. Gelet op de lege blikken van die nitwits zou het mij verbazen, als zij verstand hebben van wat dan ook, maar hoe het ook zij: ze blijven halsstarrig over de breedte van het voetpad lopen.
Daarnaast, maar minder kwalijk, zijn er veel beginners die lopen met een tempo dat een beetje vlotte wandelaar met gemak kan bijhouden. Al deze vleselijke hindernissen maken, dat je laverend tussen de medeburgers een weg moet vinden, waardoor het hardlopen inmiddels te vergelijken is met de reuzenslalom. Wat helpt, is een hoest, kuch, nies of neusophalen. Daarin heb ik een zekere kunde ontwikkeld. Een realistische rochel leidt tot panische reacties en dus tot een belangrijke mate van Lebensraum. Als ik dan ook nog eens luidruchtig de neus snuit in een papieren zakdoek, brengt dat ook de notoire asociale in-de weg-loper tot een vlucht in berm of struikgewas.
Oefenen in huiselijke kring is geboden, want een over acteren van zogenaamde irritatie van de luchtwegen wordt doorzien. Wel van tevoren de naasten waarschuwen om paniek te voorkomen.
Wat gevaarlijk is en blijft zijn de vele senioren e-bikegebruikers. Vreemd genoeg schijnen die elektrische fietsen niet te zijn voorzien van een bel, of de wettelijke regeling is op dit punt onlangs aangepast. Maar zij naderen je in no-time geruisloos en snel, waarna hun schaduw of de angstige blik van tegenliggers je pas doet realiseren dat deze uiterst gevaarlijke bejaarden op ramkoers zijn en slechts een sprong zijwaarts voorkomt dat ze je doormidden fietsen.
Verwensingen schreeuwen heeft geen zin, de oudjes zijn a) inmiddels een stuk verder en b) hebben dikwijls gehoorproblemen, bovendien c) menen zij altijd in hun gelijk te staan.
Inmiddels spaar ik voor een loopband.
Erik Endlich