De hoofdvelden van mijn hockeyclub zijn vernoemd naar twee iconen, die buitengewoon veel voor het hockey in het algemeen en de club in het bijzonder hebben betekend. Daar is het iedereen het van harte mee eens, in tegenstelling tot de oplaaiende discussie over de standbeelden en straatnamen van onze zeehelden en handelsmannen. René van der Gijp stelde in Veronica Inside voor om de Coentunnel dan maar naar Coen Moulijn te vernoemen. Er worden in dat programma dus ook dingen gezegd die wél grappig zijn. (En het zou de heren van Oranje inderdaad sieren als ze zich ook eens kritisch zouden uitlaten over de totstandkoming van de stadions in Qatar, bijvoorbeeld. Maar een standbeeld voor Johan Derksen lijkt me overdreven.)
De vraag is derhalve: wat moeten we ermee? Martin Luther King was een notoire vreemdganger. Mahatma Gandhi deed het met kleine meisjes. John F. Kennedy onderhield nauwe banden met de maffia. Winston Churchill beschouwde het blanke ras als superieur. Desiderius Erasmus was een enorme antisemiet.Willy Brandt had een DDR-spion in zijn hofhouding. Thomas Jefferson had een intieme relatie met een slavin. Zo heeft vrijwel iedere bekende wereldburger wel zijn duistere kant. En wat onze VOC-coryfeeën betreft: naar hun weldaden en wandaden moeten we kijken door de bril van toen. Context is content. Over tweehonderd jaar zullen wetenschappers zich verbazen over het feit dat Dries Roelvink elke werkdag op prime time in het radioprogramma van Sven Kockelmann zijn mening mocht verkondigen.
Peter Bonder