Topsport is niet goed denkbaar zonder de zegeningen van de wetenschap. Je kunt wel een beetje intuïtief gaan sporten, maar wie niet over een batterij lieden met titels alsmede state of the art-apparatuur beschikt, zal een dilettant blijven. Een liefhebber die zijn of haar sport niet serieus neemt.
Zo iemand ben ik. Het scheelt natuurlijk dat ik zowel de ambitie als de fysieke mogelijkheden ontbeer om in de arena’s van de wereld het publiek verstelt te doen staan. Vandaar dat ik wat fröbel in de marge, hoewel ik zelfs dan nog vier keer Nederlands kampioen ben geweest. Op gevorderde leeftijd overigens, nadat de concurrentie de spikes in de wilgen hing en in het vervolg het Alzheimercafé of de klaverjasclub frequenteerde.
In mijn loopgroepje is vrijwel iedereen voorzien van een mobiele computer teneinde wetenschappelijke gegevens te genereren. Wanneer ik weer eens geprobeerd heb de atleten conditie en snelheid bij te brengen, komen zij na afloop roepen hoe hard het ging, hoeveel kilometers er werd gerend en welk parcours wij gelopen hebben. Om met dat laatste te beginnen, je ziet dan als het ware de tekening van een driejarige: allemaal ovale en roodgekleurde baantjes die elkaar overlappen. Dan hoor ik weer dat wij die keer minder kilometers hadden gelopen, of dat de snelheid te wensen overliet. Ja duh: hadden jullie maar harder moeten lopen mafketels. Dat denk ik, maar zeggen doe ik het niet. Ik blijf blij lachen en montere dingen roepen, want je atleten in hun waarde laten, hoe lastig ook: dat is het trainersdevies.
Overigens heb ik zelf ook enige tijd geliefhebberd met een hartslagmeter en een tempocontrolehorloge. Wat de hartslagmeter betreft ging deze plotseling van een zeer hoge naar een bijzondere lage frequentie, wat mij op zichzelf reeds een hartverzakking gaf. Het kon niet anders of ik leed aan een ernstige vorm van hartritmestoornissen. Bleek achteraf dat ik onder een hoogspanningsmast doorliep, waardoor het apparaat volkomen van slag raakte. Wat het horloge met de route en het tempo betreft: aangezien ik regelmatig eenzelfde rondje liep, wilde ik – ook mij is niets menselijks vreemd – mijn eerdere tijd verbeteren. Aldus ging ik steeds harder rennen. Weliswaar neemt je conditie mettertijd toe, ergens vlakt de curve af en is het niet mogelijk om je niveau te verbeteren. Maar ik ben een man en ik heb mijzelf dus niet in de hand. Aldus heb ik mij het rambam gelopen en keerde ik telkens zodanig uitgeput en afgebrand huiswaarts, dat ik sterren zag (het was overdag) en ik reeds om 19.00 uur te bed lag, waar de wereld om mij heen leek te draaien.
Weg dus met de apparatuur. Wat kan mij het schelen wat mijn hartfrequentie is: als ik moe word, stop ik. De klok aan de muur zegt dat ik ongeveer drie kwartier ben weggeweest. En de eega dat ik weer energie heb.
Erik Endlich