Het is onbegrijpelijk dat Kirsten Wild in Nederland nog nooit Sportvrouw van het Jaar is geweest. Dick Soepenberg, wielervolger bij uitstek, stelde al eens met recht en reden vast dat vrouwelijke sporters als Dafne Schippers en Nanomi Kromowidjojo meer tot de verbeelding spreken, ook al komt hun prijzenkast qua omvang niet in de buurt van die van Kirsten Wild.
Schippers en Kromowidjojo zijn over hun sportieve hoogtepunt heen, maar nieuwe heldinnen rammelen aan de poorten van de media, veelal oudere mannen die snel in extase raken van jonge vrouwen die ook hard, hoog en heroïsch een rondje kunnen lopen op de atletiekbaan.
Er is amper nog aandacht voor de heldinnen van de vorige Olympische Spelen, want die lopen een paar seconden langzamer of springen een paar centimeter minder hoog of ver. Schippers en Kromowidjojo raken snel uit beeld. Het zal er wel bij horen, maar dat maakt het niet minder navrant, maar ja, er hebben zich aan het front van de heldenmoed met dito status nieuwe heldinnen gemeld, als Sifan Hassan en Femke Bol. Volkomen terecht, want hun prestaties op de Olympische Spelen waren de afgelopen weken groots en meeslepend.
In zekere zin is dat begrijpelijk, want het volk wil aanstormende helden, nieuwe gezichten, jong en dynamisch, een honderdste van een seconde sneller, die naar adem happend en naar lucht snakkend de domste vragen moeten beantwoorden. Hoe ze de race hebben ervaren, wat ze ervan vonden. Allemachtig. Alsof zo’n atleet zou zeggen: ‘Heb ik gewonnen, shit man, dat was niet de bedoeling…’
De zotheid van de gedachte alleen al. En natuurlijk, dat is de natuur, dat is ook sport, the winner takes it all, maar dat wil niet zeggen dat je blind de dom hoeft te zijn. Michael Jordan, Eddy Merkx en Usein Bolt zijn in hun takken van sport eeuwig de grootsten. Het zijn tot de dag van nu én tot in de eeuwigheid sterren die schitteren. Ze hebben jarenlang tot de verbeelding gesproken, tientallen oeuvreprijzen verzameld. En op Nederlandse schaal zijn Fanny Blankers Koen en Johan Cruyff van die orde van grootte, tot in de eeuwigheid, wat goed uitkomt, want ze zijn beide dood.
Afijn, we hebben in Nederland een sportjournalistiek die – uitzonderingen daargelaten – bij de omvang van de natie past. En bij het koekhappen, kutzeggen koningsliedzingen. Een klein land, dito gebruiken en een volstrekt gebrek aan geheugen voor wat echt belangrijk is.
Deze tekst begon met de vaststelling dat het onbegrijpelijk is dat de wielrenner Kirsten Wild nog nooit tot Sportvrouw van het Jaar is uitgeroepen. Er zijn altijd anderen die deze eer te beurt valt. Dat zal eind dit jaar niet anders zijn. Sifan Hassan natuurlijk, op de voet gevolgd – om het in stijl te zeggen – door Femke Bol.
Het is niet de bedoeling ook maar een sikkepit aan de prestaties van met name Hassan af te doen, in tegendeel. De kwestie is zelfs niet dat Kirsten Wild dit jaar tot Sportvrouw van het Jaar moet worden uitgeroepen, maar met Wild stopt dit jaar naar mijn inschatting all over wel de grootste sportvrouw van om elk geval deze eeuw tot nu toe. Het probleem zal wel zijn – als eerder gemeld – geen fotomodel is, geen papier maché-poppetje, maar gewoon een stoer wijf, een op en top sportvrouw, die waanzinnig hard kan fietsen, op de weg en op de baan, groot geworden bij de wielerclub De Zwaluwen, nu al jaren absolute wereldtop en verzamelaar van alle edelmetalen in alle werelddelen.
Het is kijkend naar de erelijst een schande dat de geboren Almelose en in Zwolle woonachtige Wild nooit Sportvrouw van Nederland was. Overigens maak ik me daar vermoedelijk drukker over dan Wild zelf. Die is niet zo van de voorgrond, want haar drive is niet het tromgeroffel op de voorgrond, maar de prestatiedrift is groots, en dat al vele jaren. Ze keek in 2016 al vooruit naar 2020, wat dus 2021 werd, om de kroon op haar wielercarrière te zetten in Izu, op een kleine 120 kilometer van Tokio, vlak bij de legendarische Mount Fuji. Op die wielerbaan wil The Wildthing uit Almelo de Olympiade afsluiten met een klinkende prestatie, die ze – ondanks een vreselijke val – in het land van de rijzende zon maakte. Heroïsch en prijzenswaardig.
Los daarvan zou een oeuvreprijs op zijn plaats zijn, want tientallen titels, goud, zilver en brons in alle continenten, zowel op de baan als op de weg, in de ploegentijdrit, in de woestijn en op besneeuwde bergen, alles viel haar toe omdat ze het afdwong, op macht en kracht – tot het heroïsche zilver na de smak op de baan in Japan, dan is het ontbreken van de titel Sportvrouw van Nederland toch een schande.
Han Pape