Nu ik reeds decennia achtereen atleten de weg naar grotere spoed en meer conditie wijs, is het verduiveld aardig om eens beginnende lopers onder mijn hoede te hebben. Het is, alsof je chef d’équipe van een Formule 1-stal bent, om vervolgens in een rijlesauto dilettanten te begeleiden. Want het bonte zevental dat ik mocht trainen, had geen kaas gegeten van hardlopen. Sterker: dat hadden ze nog nooit gedaan. Een sukkeldrafje naar de auto tijdens een plotselinge stortbui: dat was het wel.
Excusez les mot, maar het was brandhout dat mij tijdens de eerste training stond op te wachten. Reeds de hobbezakkerige trainingspakken en de gympen die uit het museum van heemkundige afkomstig leken, schreeuwden het als het ware uit: wij zijn van goede wil, maar een knappe jongen die ons aan het lopen krijgt. Enfin, niet geschoten is altijd mis en wie weet hoe een koe een haas verschalkt. Zo dacht ik.
Wat je vervolgens doet is met de moed der wanhoop zalvende woorden spreken tegen de horde, waarbij “stoer”, “moedig” en vooral “doorzetten” worden gebezigd. Vervolgens gingen wij wandelen. Reeds hier bleek, dat een enkeling het zwaar had. Voor u en mij nauwelijks voor te stellen, maar ik wandelde te snel naar de smaak van de meesten. Daarna gingen wij over op slenteren. Vooruit – dacht ik, laten we eens tien meter gaan draven: de langzaamste vorm van hardlopen. Het gesteun was niet van de lucht en aan een penetrante zweetgeur viel zelfs buiten niet te ontkomen. Dus maar weer gewandeld, waarna ik enkele losmaakoefeningen voordeed. Men zwaaide wat willekeurig met ledematen, waarbij een mevrouw het in de kuit schoot, ik haar ondersteunde en zij strompelend een bankje bereikte.
Al met al gaf dit ongeregeld weinig hoop als het gaat om ze aan het hardlopen te krijgen. Opmerkelijk genoeg is dat wel wat gebeurde. Ze kregen huiswerk mee en een week later kon men voorwaar reeds 15 meter hardlopen, waarna men daarna weliswaar zwaar hijgend op het tartan lag, maar een half uur later bleek men zowaar ook wat oefeningen te kunnen doen. Het ging wekelijks beter. Als peuters die het lopen ontdekken. Aanvankelijk protesterend kuitenwerk begon zich te zetten, plat op de grond flappende voeten werden afgewikkeld, in plaats van voorover hangen alsof men kleingeld zocht, werden ruggen gerecht.
Zelfs een mevrouw die, vergeleken met mijn schonkige figuur, tientallen kilo’s meer mee te sjouwen heeft, kan inmiddels minuten achtereen een redelijk straf rentempo aanhouden. De rest won zelfs aanmerkelijk aan snelheid, zodat na zes trainingen zonder problemen twintig minuten achtereen gerend kan worden.
Beginners: een wonder hoe vlot zij progressie boeken. Dat is wat anders dan de uitgemergelde atleten die weliswaar hard rennen, maar waarin weinig of geen rek meer zit. Sterker: als is de hardloper nog zo snel, de leeftijd achterhaalt hem wel.
Geef mij maar beginners.
Erik Endlich