Afgelopen zaterdag heb ik met wat clubgenoten deelgenomen aan de Landgoed Twente Marathon. Dat laatste woord boezemt ontzag in. De hardloper associeert dit immers met maandenlange voorbereidingen, een aangepast dieet, trainingskilometers verkiezen boven een gezonde verhouding met de partner, lijkbleek en afschrikwekkend mager worden. Vervolgens de marathon zelf: beulen, afzien, lijden, de man met de hamer ontmoeten die tussen de 30 en 35 kilometer zijn ijzerwerk meedogenloos op de fysiek laat neerkomen. Wie beelden ziet van gelegenheidstrimmers die over de finish strompelen, kiest per direct een denksport.
Maar bij die LTM ligt het anders. Zo wordt er geen tijd opgenomen. Dat scheelt en maakt de deelnemer een stuk relaxter. Dan: bijna iedereen heeft een partner die de helft voor zijn of haar rekening neemt. De partner fietst – of jij doet dat – en bij de posten wordt er gewisseld. Per saldo ren je dus een halve marathon. Kortom: het wordt steeds leuker. Maar de koek is nog niet op. Sterker: koek, maar ook chocolade, ijs, pannenkoeken, soep, krentenwegge, wijn – ja heus – en worst: de deelnemer eet en drinkt onderweg dat het een lieve lust is. Het helpt als je een dag of wat gevast hebt. Ten slotte: geen onderbreking zonder muziek. Wel van een soort waarvan je (althans: ik) geen opname van zou willen hebben, maar tijdens de door boerenland, bossen en luxe hotels voerende route bleek zelfs een smartlappen zingend duo in het gemeentehuis van Denekamp een hoogtepunt van jewelste. Bij iedereen gingen de armen omhoog, er wordt gewiegd op de maat van de tranentrekkende nummers, die ook menigeen meebrulde. Dat geldt niet voor mij, maar dat mag de pret niet drukken: je schreeuwt maar wat en doet wat de rest doet en het resultaat is pure euforie. Een carnavaleske sfeer zeg maar.
Het innemen zowel als het hossen had wel tot gevolg – althans bij mij – dat de nog te lopen kilometers allengs zwaarder werden. Dat klemde te meer, nu mijn fiets- en vooral loopmaat, die immers marathonloper is, achter mij fietsend de voorrem net te hard aantikte, waardoor het voorwiel van de mountainbike blokkeerde en de man over het stuur vloog en als een zoutzak tegen het asfalt sloeg. Zijn schouder had een tik opgelopen, zodat hij niet meer lopen kon, aangezien je dan immers met de armen zwaait. Er zat niets anders op dan dat mijn ongelukkige loopmaatje op de fiets bleef.
Aldus kwam ik tot veel meer loopkilometers dan aanvankelijk de bedoeling was, zodat ik zowaar ellendig begon af te zien. Dat was nu juist niet de bedoeling. Ik ben geen type dat met plezier diep gaat: gebeurt dat wel, dan begin ik mij steeds af te vragen hoe ver het nog is en wanneer deze crime is afgelopen, reeds na de eerste kilometer. Dan duurt zo’n aanvankelijk monter gebeuren toch nog knap lang kan ik u zeggen…
Erik Endlich