Nu ben ik geen jongen van de langere afstand. Lange tijd dacht ik van wel. Maar dat vreselijke afzien, kapot gaan, kwijlend en spugend de lange weg vervolgen, over de meet gaan en bijna moeten kotsen, tot een week nadien nog moe en loom zijn: dat alles is zó vreselijk. Enkele kilometers met gezwinde spoed door de natuur hollen: dat kan mij bekoren. Maar zodra ik langer dan een half uurtje ren, is de lol eraf.
De Landgoed Twente Marathon pretendeert ook lange afstand-haters tegemoet te komen met muziek, eten en drinken. Daarbij hoef je niet als loner die afschuwelijke, historische afstand te volbrengen, neen: je mag dat met een partner en een fiets doen. Dat wil zeggen, dat de ene atleet rent, gevolgd door de ander die op de fiets zit. Nu er na een aantal kilometer weer aangelegd kan worden bij een van spiritualiën en hapjes en zelfs maaltijden voorziene post, kan er worden bijgetankt en genoten worden van hoempapa-muziek. Dat laatste leidt tot een hevige vorm van migraine indien beluisterd vanaf een afspeelinstallatie, maar gek genoeg is het in de buitenlucht en met velen behoorlijk te verteren. Enfin, nadat de inwendige mens was gesterkt en na wat primitief gehos het benenwerk losgemaakt, gaat de loper op de fiets, waarna de fietser de benenwagen neemt. Nog een voordeel: er wordt geen tijd genoteerd. Haasten heeft dus geen zin.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik aanvankelijk niet zou participeren, maar omdat zowel de beoogde partner van de buurman als de reserve-atleet waren verhinderd, kwam men enigszins wanhopig bij mij uit. Aan preparatie viel dus veel te verbeteren, maar ach: mijn souplesse hè.
Het was een bijzonder mooie dag: de herfstzon scheen uitbundig, iedereen was blij van zin en de muzikanten bliezen zich bijkans een klaplong of speelden de vellen van de vingers. Monter gingen wij op pad. Ik liep als vanzelf, in een fors tempo. Blijmoedig legden we aan, dronken een wijntje, namen een pannenkoek, aten wat chocolade, enfin: het ging als een tierelier.
Nu was het zo dat de buurman wat meer meters zou gaan sjouwen, want hij ging na een paar weken de marathon van Rotterdam lopen. Nu, dat maakte mij op voorhand vrolijk. Natuurlijk, ik zou hem graag van dienst zijn. Maar ach: de man kneep wat enthousiast in de voorrem van de aan ons geleende MTB, waardoor buurman tegen het asfalt smakte. Och arme, zijn schouder was gekwetst en lopen ging niet meer. Of ik wat meer wilde lopen. Ik lachte met de grimas van iemand die zich ernstig zorgen maakt. Terecht, zo bleek achteraf.
Mijn aangeboren soepele pas ging over in een slepende tred: dat vreselijke afzien werd alsnog mijn lot. Duizelig van de inspanning en door wat ik had ingenomen, bereikte ik de finish.
Ik wil ook nooit meer tweede reserve zijn.
Erik Endlich