Ik ben niet technisch. Dat bedoel ik niet in sportieve zin – over sport heb ik het straks. Neen, het gaat om alles wat min of meer vanzelf werkt. Dat hoort ook zo vind ik. Of het nu gaat om vervoer dan wel verwarming, consumptie of comfort: het doel van het ding is de service te bieden die volgens de schreeuwende reclameteksten en de bij het apparaat gevoegde bijsluiter is beloofd. Mocht dat niet het geval zijn, dan zit ik letterlijk met mijn handen in het haar. Veel verder komen die handen niet, zodat ik telkens van experts afhankelijk ben wil het goedkomen. Onhandigheid komt met een prijs.
Zo liet onze auto het plotseling afweten. Het grote scherm (volgens de kinderen een seniorenscherm) dat informatie geeft over de te volgen route, of de banden op spanning zijn en welk radiostation geluid afgeeft, stond plotseling op zwart. Ook weigerde de auto te starten. Het gaat overigens zo over sport.
Dikke paniek en een groeiend gevoel van ergernis streden om voorrang. We maakten een afspraak met de dealer en geërgerd dirigeerde ik het inmiddels weer startrijpe vehikel richting daar waar wij hem een jaar geleden vonden: de garage.
De volgende dag mocht ik onze auto ophalen. De software was ge-update en de accu opgeladen. Het was service en de kosten waren voor hun rekening. Aanmerkelijk blijer bracht ik onze weer bij de tijdse automobiel naar huis. Wat later belde panisch de eega met het bericht dat de parkeersensoren het niet meer deden. Foeterend nam ik telefonisch contact op met de prutsdealer. Deze liet mij weten dat er een knop op het dashboard zit waardoor die sensoren weer gaan werken. Ik – de wederhelft durfde dat niet – drukte op een knop, waarna de auto tot mijn verbijstering een eigen leven ging leiden: deze ging spontaan en in een beangstigend hoog tempo tussen twee auto’s parkeren. Na een tweede paniektelefoon bleek, dat dit de parkeerhulp was en dat ik de knop ernaast had moeten indrukken.
Gisteren kwam de monteur van de cv-ketel langs. Het lekte ergens want ik moest inmiddels wekelijks bijvullen. Voordien had ik alle verwarmingsbuizen gecheckt en had ik in de bedompte kruipruimte tevergeefs naar een lek gezocht. Die sport komt trouwens wel hoor. Enfin, nu bleek dat ik telkens de waterslang op een niet voor dat doel ontworpen kraantje had aangesloten, waarna de ketel steeds via de op het dak aanwezige pijp grote hoeveelheden condens naar buiten werkte. De man legde geduldig – alsof hij tegen een kleuter sprak – uit hoe en vooral waar ik water (voor zover nodig) kon toevoegen.
Ik heb gevraagd of hij het op een briefje kon zetten, met een verhelderende tekening. Dat deed hij, zij het na een wat overdreven zucht.
Daarna ging ik hardlopen. Dat ging best wel lekker.
Erik Endlich