Max had weer eens materiaalmalheur. Was het eerder de brandstofpomp, nu betrof het een lek in het brandstofsysteem en met de banden was het ook pet. Dat heb je dan met mechanische sporten: ook talentvolle coureurs worden getroffen door domme pech.
Overigens kan dat zowel een probleem als een zegen zijn. Soms ben je namelijk niet in je hum, de vorm van de dag ontbreekt, het bioritme voorspelt een dip, of de concurrentie is zoveel beter. Dan is het handig om een oorzaak van buiten te hebben die zand in je toch al niet zo soepel werkende raderen werpt.
Zo werkt het althans bij de sporters die slechts het eigen onderstel als aandrijving hebben. Iemand kan op je hakken trappen, je kunt – historisch want ik was er bij – door een vluchtend ree ondersteboven worden gelopen, een boomwortel haakt je pootje en veters gaan los zodat je jezelf tot struikelen brengt. Dat is vanzelfsprekend domme pech, maar erger nog zijn de lopers die wanhopig zoeken naar excuses om het eigen falen te verhullen. Dat is in zekere zin tot een soort van ritueel geworden binnen de loopsport. De ellende van rennen is namelijk, dat er zoveel mis kan gaan. Niet zozeer vanwege de hiervoor geschetste pechgevallen, maar vooral omdat atleten de neiging hebben te geloven, dat zij telkens hun persoonlijk record kunnen breken.
Dat is geen sinecure, want afgezien van sportende kleuters is de gemiddelde volwassen hardloper onderhevig aan slijtage. Het ligt in de aard van de sportende mens om dat te vergeten. De tomeloze ambitie staat die gedachte in de weg. Dat is een misrekening, die evident tot ellende leidt. De jongere versie van jezelf liep nu eenmaal gemakkelijker en dientengevolge sneller. Vervolgens sprint de atleet na het startschot richting de meet. Waar hij of zij zich ergens halverwege opblaast. Niet in terroristische zin, maar conditioneel gesproken. De man met de hamer staat ergens na gindse bocht om de reeds zwaar hijgende loper vol tegen de bek te slaan. In overdrachtelijke zin welteverstaan.
Wat zegt de atleet vervolgens na amechtig de meet te zijn gepasseerd? Eerst niets natuurlijk, maar tijdens de eerstvolgende training volgt een waslijst aan excuses. Er liepen tragere atleten betrokkene ernstig in de weg. Een toeschouwer stak plotseling over en hinderde de gefrustreerde atleet. Een knullig jurylid wees de op pr-schema rennende ongelukkige de verkeerde kant op. Het liep zo lekker toen anderen verhinderde dat die atleet de drinkpost kon aandoen.
Deze rukker noemen wij de excuusatleet. Het zijn namelijk bijna alleen mannen die telkens wanhopig naar Onbewezen Middelen grijpen. Overmachtfantasten worden ze ook wel genoemd.
Erger nog zijn de blessurefakers. Een oude kuitblessure speelde op, ik had last van longvocht, een knietje liep stroef, een blaar verhinderde een snellere tijd, ik was een beetje misselijk.
Ik zit anders in elkaar. Ik loop geen wedstrijden. Uit zelfbescherming.
Erik Endlich