Stel je voor zeg, dat alle atleten die ik ooit training gaf zich op onze tartanbaan zouden melden. Vooreerst is dat niet mogelijk nu een deel daarvan inmiddels de eeuwige jachtvelden heeft betreden, maar enfin: er zou zich niettemin een klein leger aandienen. Honderden, zo niet duizend lieden heb ik de beginselen van het hardlopen geleerd, de werpnummers geïnstrueerd en onderwezen in het springen. De meeste van hen losten op in de voorbij drijvende mist die tijdspanne heet.
Niettemin bleef een deel trouw mijn instructies te velde volgen en wekelijks, soms zelfs tweewekelijks, verschijnen zij op mijn trainingen. Aanvankelijk wat onwennig in nieuwe schoenen en met een tegenstribbelend lijf, maar reeds snel ging men als een hinde, anders tenminste als een nijlpaard, over de baan. Weer of geen weer, in een groot gezelschap of in klein comité: altijd was en is er die kleine kern van vaste lopers.
Inmiddels gaan de jaren tellen. Goed: dat is minder zichtbaar bij ondergetekende, maar van progressie in het lopen is al lang geen sprake meer, men verzoent zich met het uiteindelijk lot dat zelfs de meest talentvolle atleet treft: de vloek van de ouderdom.
De sleet komt erop. Het tempo van de Trouwe Atleet daalt zienderogen. Aangezien de geleidelijkheid van dat proces met zich mee brengt dat het aanvankelijk niet zichtbaar is, komt er niettemin een moment dat ik denk: lieve help, wat lopen die stumpers toch traag. Vreemd is dat niet. Wie immers sjokkend over de baan loopt, de bocht in vibreert en pas veel later aan de overkant van de baan tevoorschijn komt, terwijl het voor mij aanvankelijk nauwelijks zichtbaar is of de betreffende loper nu vooruit loopt of stilstaat, dan zegt zulks genoeg.
Aangezien de meesten wel beschikken over een hardloophorloge met allerlei instellingen, word ik geconfronteerd met opgewekt gebrachte mededelingen als: “Ik heb vanavond vier kilometer gelopen!” Terwijl betrokkene ongeveer de hele training lang (een uur en een kwartier) min of meer aan het rennen was.
Gelukkig krijg ik soms wat verjonging in de groep, maar dat zijn in de meeste gevallen wat corpulent uitgevallen beginners die, omdat ze die oudjes inhalen, denken dat ze heel wat mans zijn. Vooralsnog weet ik ze voor te blijven, hoewel de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook ik in de loop der jaren een jas heb uitgedaan. Knieën spelen op, de rug protesteert soms, de longen verliezen capaciteit. Slechts mijn tengere gestalte en enigermate soepele tred doet mij nog voor het pak uitrennen, hoewel ook dat steeds meer een kwestie van alle zeilen bijzetten is. Zeilen die voor een deel kapotgewaaid zijn.
De vraag die boven de loopmarkt hangt is: hoe lang gaat dit nog door? Wanneer eindigt het plezier en begint de pijn? Vooralsnog denk ik: tot ik er letterlijk bij neerval. Of struikel over iemand die dat doet…
Erik Endlich