Onlangs bleek maar weer eens hoe hittebestendig ik ben. Dat heeft onder meer te maken met het beginsel inhoudende dat de training altijd doorgaat. Dat schept in de eerste plaats duidelijkheid voor de atleten. Zo blijf ik als trainer gevrijwaard van de in onze appgroep hypothetisch gestelde vraag: “Gaat de training vanavond/vanochtend wel door?” Ja dus. Hitte, koude, regen, vorst en sneeuw: het weerhoudt mij niet om rond en op het tartan aanwijzingen te schreeuwen. Goed: extreme omstandigheden beperken de omvang van de groep, maar er zijn altijd wel enkele lopers die – wellicht gedreven door een afgrijselijk thuisfront, misschien juist door de afwezigheid van iemand daar – die zich evenmin laten afschrikken door de elementen. Het kan ook maar zo zijn dat zij mijn training gewoon leuk vinden: dat is de meest waarschijnlijke these.
Het moge duidelijk zijn, dat het momenteel de koperen ploert is die de lijven van atleten teisteren. Ik probeer de activiteiten zoveel mogelijk in de schaduw te laten plaatsvinden en moedig atleten aan telkens te pauzeren voor het lurken aan de meegebrachte bidons, maar afzien is het wel. Zelf heb ik geen reden tot klagen. Dat heeft vermoedelijk te maken met mijn lange lichaam met dito ledematen, waardoor ik over een aanzienlijk oppervlak beschik waaruit ik mijn lichaamswarmte kwijt kan. Dat is dan weer minder tijdens winterse omstandigheden, wanneer ik mij genoodzaakt zie mij zodanig te kleden, dat men mij voor een corpulent persoon kan houden. Niettemin: de brandende zon kan ik tamelijk goed doorstaan. Atleten die mij doorgaans (zij het met moeite) kunnen bijhouden, haken door een wat meer endomorfe bouw af en sjokken achteraan, waarna zij puffend en hijgend de vooraf aangegeven tijd volmaken. Ik sta hen sardonisch lachend bij de meet op te wachten.
Waarmee niet gezegd is dat de benauwde weersomstandigheden geen weerslag op mij hebben. Zo gebruik ik de voormalige slaapkamer van onze dochter als mancave, waarin allerlei spullen staan en liggen die tot een toename van de spieromvang moeten leiden. Niet bij mij, hoewel ik dankzij noeste arbeid daar een soort van korset gekweekt heb, waardoor ik geen last meer heb van rugpijn of ander fysiek malheur. Ondertussen even op ongeverfd hout kloppen: je moet de voorzienigheid immers niet tarten.
Inmiddels is het op dat zolderkamertje niet langer te harden, zelfs voor mij. De temperatuur tikt bijna die van een in werking zijnde sauna aan, reeds na het betreden van dit inferno doet het zweet over mijn inmiddels ongeoefende rug lopen. Ik heb het vroeg in de ochtend geprobeerd, ook later op de avond, maar het blijft een oven daar. Uit eerbied voor de natuur weiger ik gebruik te maken van airco’s en dat soort energievretende hulpmiddelen, maar de ruwe consequentie is, dat mijn lichaam zij het traag, maar onomkeerbaar aftakelt.
Die verdomde klimaatverandering ook! Te weinig water, maar zweet in overvloed.
Erik Endlich