Vanwege de status van pensionado ben ik thans hoogst alert op signalen van verval. U moet denken aan langslapen, in het niets staren, reclamebladen spellen, vaak stofzuigen, maniakale hygiënische maatregelen treffen, frequent de familie bezoeken, twee keer hetzelfde boek lezen. Vooralsnog is daar geen sprake van. Ik sta nog steeds voor dag en dauw op, ik bezondig mij niet aan nutteloze zaken en ik neig evenmin naar een bestaan van ledigheid. Wel bespeur ik een zekere afkeer van sleur. Van ervaringen dus, die telkens terugkomen. Ik doel niet op tandenpoetsen en douchen, maar met name op het training geven. Dat deed en doe ik ook thans twee keer per week. Wie vrijwel dagelijks werkt, zoals ik tot voor kort deed, is de dwangbuis van een regelmatig leven vanzelfsprekend. Je staat op, werkt, eet, traint, slaapt. Nu het werken vervalt en dit wordt vervangen door de tot vrolijkheid stemmende vrijheid, brengt de cadans van twee keer wekelijks de atleten instrueren wat ongemak. Dit is sleur, al het andere niet.
Nu is het niet handig om de atleten te laten merken dat ik mij met moeite naar de atletiekbaan begeef. Wie als trainer signalen van tegenzin uitzendt, raakt voorgoed zijn goodwill kwijt. Het is een hellend vlak waarover een onhoudbaar zwaar gewicht naar beneden glijdt. Daarom roep ik blij mijn instructies, die in ieder geval goed doordacht zijn, vanwege de zee van tijd waarin ik vertoef. Voorheen wilde ik wel eens te elfder ure wat bedenken, dat achteraf tot chaos aanleiding gaf. Nu niet meer, ik weet thans zelfs in één keer uitleggen wat de bedoeling is. Dat is wennen voor de atleten.
Ook grijp ik niet meer terug op reeds vaker gegeven trainingsvormen. Men lijkt er daardoor meer lol aan te beleven. Denkbaar is overigens dat ik onmerkbaar kinds wordt, waardoor ik de lopers op enig moment lastigval met haasje-over, zakdoekje leggen en levend stratego.
Wel loop ik momenteel nauwelijks mee, aangezien ik geblesseerd ben. Ook al zo’n novum, want ik mankeerde hoogst zelden iets. Maar nu ik in staat ben om in huiselijke kring dagelijks het schompes te trainen, beginnen de ledematen te protesteren. Het piept en kraakt. Daardoor sta ik op het midden van het terrein instructies te schreeuwen, in plaats van dat ik aan kop sleur. Ook dat is nu anders. Minder leuk trouwens.
Ten slotte is niet denkbeeldig dat ik, gerimpeld en kromgetrokken, niet direct de signalen begrijp die de atleten uitzenden en inhouden, dat ik moet wieberen. Niemand zit immers te wachten op een kwijlende en deels onverstaanbare bejaarde, die het voortdurend delen van ervaringen uit een ver verleden combineert met altijd dezelfde gymnastische oefeningen.
Kortom, er liggen nog montere jaren in het verschiet. Want het gaat er vooral om, dat ik er nog lol aan beleef.
Erik Endlich