Waar het voor de hand ligt dat er sprake is van ontwikkeling en evolutie in de teamsporten, is het minder vanzelfsprekend te veronderstellen dat deze tendensen zich ook binnen het hardlopen voordoen. Het heeft derhalve zin om hier een paar honderd woorden bij stil te staan. Dat wil zeggen: in overdrachtelijke zin.
Hoewel: stilstaan is binnen de milo (pardon: de midden en lange afstanden) inmiddels een geaccepteerd fenomeen. Alvorens uit te wijden over dit nieuwe inzicht is het dunkt mij handig enige eigenaardigheden uit de oude doos te noemen. Zo was de gedachte dat je ook tijdens een training zodanig hard diende te gaan dat men slechts een ademteug weg is van een horizontaal verblijf op een brancard richting reanimatie. De vorm, bekend onder “de-snot-voor-de-ogen-methode”, is gebaseerd op de primitieve gedachte dat wie maar hard genoeg traint, maximaal resultaat zal boeken. Helaas zijn er nog steeds trainers, die bedoeld principe huldigen. Men treft ze aan onder lieden, die geen geloof hechten aan alles wat nieuw is. Ze hebben altijd zo training gegeven en waarom veranderen als de atleten er plezier aan hebben. Het moet gezegd: veel atleten maken van elke training een wedstrijd. Pas na uitputting voelt men zich senang.
Neen, de profeten en professoren binnen de loopsport roepen reeds een decennium: wissel rustige duurlopen af met interval, waarbij de laatste vorm wordt onderbroken door rust. Namelijk: wie rust kan vervolgens weer sneller rennen terwijl men technisch en dus efficiënt blijft lopen. Hier is geen spel tussen te krijgen, zelfs niet als u het probeert. Dat geldt eveneens voor de rustige duurloop, die perfect aansluit op genoemde intervalvorm. Aldus raakt men niet oververmoeid, voert souplesse de boventoon en blijft ook de gelegenheidsloper plezier in zijn of haar sport houden.
Leuk bedacht – zegt de behoudende criticaster, maar deze luie lopers hebben niet leren afzien en een wedstrijd is geen wedkamp mooi huppelen. Tenzij de atleten volgens de door mij gepropageerde trainingsvorm regelmatig wedstrijden doen. Dan is bedoeld probleem getackeld. U ziet, ik ben niet voor een gat te vangen.
Ten slotte de positie van de trainer in genoemd geheel. De old school coach, voor wie het niet hard genoeg kan gaan, heeft vaak bobbels op de stembanden. Deze man of vrouw gilt zijn hardlopers immers toe dat het sneller moet, dat wij hier niet zijn om te labbekakken en meer van dat soort krachttermen. Niet zelden komen die trainers uit het leger, waren zij hopman of akela binnen de scouting en schreeuwen zij kind en hond toe, dat luiheid des duivels oorkussen is.
Lieden als deze jongen zijn evenwel zo relaxed als notoire wiedrokers. Wij zeggen met zalvende stem dat het tijd is om te rusten en waarom een hoge knie-inzet van wezenlijk belang is. Ik kan dit vak met gemak tot mijn 75ste blijven doen.
Erik Endlich