Wie sport bedrijft kan zich op diverse manieren onsterfelijk maken. Althans: een poging daartoe ondernemen, want denkbaar is dat over pak weg een eeuw bijna niemand weet wie Fanny Blankers-Koen was. Weet u bijvoorbeeld wie Jim Thopre is? Nee, dat dacht ik al. Nu, deze Amerikaanse van Indiaanse afkomst was de allergrootste meerkamper in zijn tijd: zijn prestaties waren decennia onovertroffen. Hij won bij de Olympische spelen in Stockholm in 1912 de zowel de vijfkamp als de tienkamp en declasseerde daarbij zijn tegenstanders. Omdat hij bij een baseballwedstrijd een paar dollar aanpakte, raakte hij die Olympische medailles kwijt. Na zijn dood is hij gerehabiliteerd.
Goed: erg goed zijn helpt dus om ergens in de annalen van de sportgeschiedenis te worden opgenomen. Wat velen niet weten is, dat je ook op clubniveau de status van onsterfelijkheid kunt bereiken. Dat was het geval bij iemand die bij onze atletiekvereniging ruim 60 jaar lid is en zich aldus een soort wandelend historisch archief mag noemen. De man, die bijna de 90 aantikt, had de beginjaren van onze atletiekclub meegemaakt, wat geen andere levende ziel hem kan navertellen. Nu hebben wij onze entree van kleedkamers en clubgebouw dankzij sponsoren opgeleukt met enkele bloemen- en plantenperken alsmede met fraai straatmeubilair, waar de atleten kunnen recupereren en de inwendige mens versterken. Kort en goed: genoemde bejaarde mocht een bord in dat plantsoen onthullen, waarop zijn naam prijkt.
Inmiddels heb ik onlangs een kloeke bos bloemen in ontvangst mogen nemen vanwege mijn 40-jarig jubileum. Het is een start, maar ik heb vanzelfsprekend nog een lang weg te gaan. Dankzij het verteren van versterkende bestanddelen, regelmatige oefeningen in de mancave, veel rennen op de baan en mede door het schrijven van stukjes zoals deze hoop ik te kunnen meemaken hoe een Endlich-Allee, – Weide, of -Baanvak dan wel desnoods een ingemetselde tegel in ons kantinegebouw waarop mijn naam en verdiensten, uiteindelijk de eeuwigheid zal trotseren.
Ik wens u toe dat u dit mag meemaken.
Erik Endlich