Hoever ligt bij u de grens? In sportieve zin dan en met name bij de lange afstand. Het is vooral interessant te weten hoe diep u gaat. Bij de meeste gelegenheidslopers, voorheen bekend als “trimmers”, vinden voldoening in een toestand die in deze dreven wordt omschreven met “het zweet is los”.
Vanzelfsprekend is dat voor de serieuze atleet onvoldoende. Deze bezigt de terminologie van “diep gaan” en “de grens opzoeken”. Dat is vanzelfsprekend niet als een knop indrukken, want het vlees is gewillig maar de geest is zwak. Hoewel, zonder goed vlees wordt het sowieso een verloren race en gewillig dekt de lading niet: met moet voortdurend het eigen vlees keuren. Veel trainen is dan het devies, zonder ophouden en met weesgegroetjes, want het blessurespook ligt overal op de loer.
Vooruit met de geit en positief denken, de hardloper is fysiek in goeden doen – maar dan doemt de grootste hindernis op: het spook van de twijfel. Deze geestverschijning nekt uw ambities. Dat komt, omdat de deelnemer tijdens een wedstrijd gaat nadenken. Men moet dat zoveel mogelijk vermijden. Zodra men zich afvraagt hoe ver het nog is, of het tempo niet te laag of te hoog is en of je die flapdrol, die steeds voor je loopt, kunt verslaan, is de geest uit de fles. In dat geval zitten de grijze cellen je in de weg. De succesvolle loopwonders denken niet. Kijk in hun holle ogen, zie de mond openstaan en denkbaar is dat hier geen gedachte van enige betekenis rijst. Ze lopen instinctief en als zombies. Zo hoort het.
De trouwe lezer begrijpt terstond, dat mijn intellect een te hoge horde opwerpt en mij tijdens een race parten speelt. Het denkproces weet eenvoudigweg van geen ophouden. Hoogspringen, speerwerpen: dat kan nog tijdens een filosofisch momentje. Niet bij de lange afstand. Zou het peinzen stoppen, dan loop ik de concurrentie gegarandeerd naar huis.
Erik Endlich