In het eerste nummer van TwenteSport Magazine staat een groot interview met Co Adriaanse, de trainer van FC Twente met als kop ‘Je moet wel een masochist zijn om het trainerschap leuk te vinden’. Verder in het eerste nummer oa zwemster Marleen Veldhuis, doelman Sander Westerveld, de Olympisch kampioenen Marieke van den Ham en Jeroen Dubbeldam, een ontmoeting tussen voetballer Arnold Bruggink en wielrenner Joost Posthuma, turnster Sanne Wevers, volleybalster Maret Grothues, Heracles-voorzitter Jan Smit, burgemeester Peter den Oudsten en aandacht voor twee toekomstige military-ruiters. Daarnaast de mening van liefst acht columnisten en brieven aan alle Twentenaren van sportkenners uit het noorden, zuiden en westen des lands.
Enkele quotes.
Co Adriaanse: ‘Mijn oom Joop en tante Fien woonden vlakbij het terrein, in een groot vooroorlogs huis met een ingebouwde kapelruit op de bovenste verdieping. Daar zagen wij de wedstrijden. We hadden geen geld om kaartjes te kopen, wij waren echte dakgoottoeschouwers.’
Adriaanse: ‘Ik wil nog een keer het kunstje laten zien; niet voor anderen, alleen nog voor mezelf. Ik wil trots op mezelf zijn. Twente moet duurzaam aan de top komen, daar kan ik iets voor betekenen. Als ik dat bereikt heb, stop ik als trainer.’
Adriaanse: ‘Ik ben materialistisch ingesteld, ik wil geld verdienen, dat komt door mijn achtergrond. Ik heb geen armoedige jeugd gehad, maar we moesten wel elk dubbeltje omkeren.’
Joost Posthuma: ‘Het bleek dus Wouter Weylandt te zijn. Ik ben maar boodschappen gaan doen, wilde even wat afleiding. Bij terugkomst kwamen de tranen. Ik lag in het voorjaar nota bene met hem op de kamer, onze levens liepen parallel.’
Sander Westerveld (foto): ‘Weet je, ik had geen zin om deel uit te maken van ‘die afzeikcultuur’. In een programma als Voetbal International gaan Johan Derksen en René van der Gijp volstrekt respectloos om met voetballers. Ik heb het zelf ook ervaren in mijn tijd bij Sparta Rotterdam. Zeg gewoon dat ik slecht heb gekeept, maar speel niet op de man en zaag iemand niet tot bij de enkels af.’
Westerveld: ‘Als we twee keer in de binnenstad van Milaan zijn geweest, is het veel. De kitsch en de glamour kan ons gestolen worden. De meeste kleren kochten we gewoon in de Klanderij in Enschede, in de periodes dat we terug waren. Wat dat betreft zijn we wel gewoon nuchtere Tukkers gebleven, zonder opsmuk.’
Gertjan Verbeek over Jan Smit: ‘Hij is heel succesvol in alles wat hij gedaan heeft. Daar kun je wat van leren. Maar als Heracles verloor, toonde hij soms zijn emoties en was hij niet altijd even tactisch. Jan kan wel tegen zijn verlies, alleen kan hij niet altijd tegen de wijze waarop het gebeurt.’
Maret Grothues: ‘Je moet daarbij geluk hebben. Geen cruciale blessures. Als bijvoorbeeld Manon Flier geblesseerd raakt, zijn we allemaal de Sjaak.’
André Manuel: ‘Ik ben een groot fan van Theo Janssen, met afstand de beste voetballer van dit land. Maar niet in een Ajax-shirt. Want ook al ben je met afstand de beste voetballer van het land, hebben ze je eenmaal in een Ajax-shirt weten te hijsen dan is er geen ontkomen meer aan, dan word je binnen de kortste keren een verongelijkte zeikerd.’
Journalist Sjoerd Mossou: ‘Zet er nog een zinnetje bij, zou ik zeggen. Opdat er staat: ‘Eenmaal zullen wij de kampioenen zijn… Maar waarschijnlijk nog veel vaker. Het klinkt wat minder zangerig, maar ach, wat zou het.’
Hennie Kuipers: ‘Bryan Ruiz. Laat tegenstanders kijken waar hij niet meer is, het orkest rondom hem dirigerend naar het donderende slotakkoord van een wonderschone voetbalsymfonie.’