Sportjournalist Willem Vissers van De Volkskrant omschreef FC Twente in 2010 als “de hoofdattractie van het pretpark dat eredivisie heet”. Dat zegt veel, zo niet alles, zowel over zijn voorkeur als over zijn kennis van het spel. Als nuchtere Tukker constateer ik met gepaste trots dat mijn club zich de laatste jaren heeft ontwikkeld tot een smaakmaker in het Nederlandse voetbal. En daarom was ik het ook nog nooit zo eens met Vissers als dinsdag toen ik zijn column “Ruimte op links” las. Daarin maakt hij compleet gehakt van Steve McClaren, die volgens hem zit te “rommelen met ons voetbal”. Tijdens de wedstrijd naar binnen lopen om televisiebeelden te bekijken, bijvoorbeeld. Te laat komen voor een persconferentie na een verloren wedstrijd, ook zoiets. Alleen maar in mooi klinkende cliché’s praten. (Yeah!) En, vooral: spelers sparen voor een achtste finale in de Europa League.
De werkwijze van McClaren was er bepaald niet één in de geest van Winston Churchills “blood, sweat and tears” en “we will never surrender”. Integendeel: de lafhartige opgave stond al vast toen FC Twente in de thuiswedstrijd tegen Schalke 04 weigerde door te drukken en de score op te voeren. Net zoals hij voor de uitwedstrijd twee van zijn beste spelers niet opstelde, waarmee hij een lange neus en een dikke vinger maakte naar de ruim drieduizend meegereisde supporters, de achtergebleven kijkers voor de buis en de club die zijn riante salaris betaalt. Het ontbrak er nog maar aan dat hij Willem Janssen voor straf van het veld haalde toen die dat doelpunt maakte. En na afloop van de zeperd tegen Feyenoord maakte hij het helemaal bont door te stellen dat hij in Gelsenkirchen nóg meer mensen had moeten sparen. Alsof de directeur van een pretpark zijn voornaamste attractie een dag op slot doet. Zo is de euforie van de 6-2 in Eindhoven verdampt na drie nederlagen binnen een week, waarvan er één werd veroorzaakt door de tactiek van een trainer die door zijn voorganger zou zijn omschreven als “sterfhuisvoetbal.”