Oké, het clublied is fantastisch: “Blue is the colour, football is the game, we’re all together and winning is our aim”. De historie mag er ook zijn: het stadion Stamford Bridge werd op 28 april 1877 geopend en de veldeigenaren hebben toen al bepaald dat het nooit kan verkocht worden aan projectontwikkelaars. Dus als de club ooit van locatie verhuist, dan zullen ze een nieuwe naam moeten verzinnen. Vier keer nummer één in de Premier League, zeven maal winnaar van de FA Cup, waaronder die double in 2010: niks mis mee. En toch. En toch kleeft er wat mij betreft een vervelend smetje op de glans van de Europa Cup (zoals de Champions League bij ons thuis nog steeds genoemd wordt). Of liever: een penetrant geurtje. De weëe lucht van fout geld. Eigenaar Roman Abramovitsj, rijk geworden in de duistere gangen van de Russische olie-industrie, kocht Chelsea in 2003 voor bijna tweehonderd miljoen euro. Hij hoefde niet naar de bank voor een onderpand, maar betaalde het contant uit eigen zak. Sindsdien investeerde hij voor ruim een miljard in zijn favoriete speeltje, dat zonder hem allang aan lager wal, zo niet aan de bedelstaf zou zijn geraakt. We hebben het hier dus over oneerlijke concurrentie, temeer daar tegenstander Bayern München, waarmee we verder geen medelijden hoeven te hebben, schuldenvrij is en op eigen kracht de huishouding voert. Een vergelijkbaar voorbeeld zagen we zondagavond in de Franse competitie, waar het nietige Montpellier met een begroting van een kleine veertig miljoen een lange neus maakte naar de patserige concurrentie en kampioen van de Ligue Une werd. Om een indruk te geven: alleen al midvoor Javier Pastore van Paris-Saint Germain, dat onlangs werd overgenomen door een oliesjeik uit Qatar, kostte zes miljoen méér. “Deze kampioen heet Asterix” riepen de Franse media met een mengeling van enthousiasme en opluchting. Maar misschien is het ook wel het verschil tussen Oom Dagobert en Guus Geluk, wie zal het zeggen. Hoe dan ook: allez Montpellier!