Robin van Persie hoefde tijdens het EK niet met de pers te praten. Hij speelde een dramatisch toernooi en maakte zich daardoor nog belachelijker. Voor de wedstrijd tegen België meldde de nieuwe bondscoach Louis van Gaal, ook al zo’n vriend van de media, dat hij een “fantastisch gesprek” had gehad met de linkspoot, die hij vervolgens twee maal drie kwartier op de bank liet zitten. Dat moet dan inderdaad een fantastisch gesprek zijn geweest. Intussen gonsde het eerder deze maand op internet van de berichten over zijn donatie van dertigduizend euro aan het fonds van Dirk Kuyt. Dertigduizend euro: dit komt met zijn nieuwe salaris waarschijnlijk neer op min of meer een weekloon. Hoe dan ook, hij mérkt het niet eens. Maar toch mag de publiciteit dan ineens wél langs komen. Selectief profileren, heet dat bij ons thuis. (Zie ook: goedkoop scoren.)
Andersom kunnen de media er zélf ook wat van. “Met Van Bommel keert het reclameren terug op de Nederlandse velden, de geniepigheid soms” schreef De Volkskrant op de maandag na Ajax-PSV. Natuurlijk, het reclameren en de geniepigheid, daar zitten we met z’n allen op te wachten. Het irritante gezeik bij een vrije trap, een bal wegtrappen of weigeren af te geven, de woest zwaaiende ellebogen, de professionele tackle op het middenveld, de uitnodigingen tot spelbederf, het oncollegiale wangedrag om elkaar kaarten aan te naaien. Het hoort er allemaal bij? Van Bommel heeft er nog maar twee competitiewedstrijden op zitten en had op z’n minst al één rode kaart moeten hebben. Maar nee hoor, hij wordt naar eigen zeggen “gezocht” door de arbitrage en ook nog eens verdedigd door een ervaringsdeskundige als Hans Kraay jr. Ik begin die ellendige trekjes van de mooie voetbalsport eigenlijk steeds vervelender te vinden. Of ben ik nou een romantische ouwe lul aan het worden?