Iedere dag staat krant, radio, internet, twitter en het televisiescherm bomvol doping. Ik kan bijna geen sporter meer aankijken of een stemmetje in mijn hoofd maakt dat ik naar zijn of haar armen speur op zoek naar gaatjes van een naald.
Tot vandaag, dankzij Jesse Mahieu. Een hockeyer nota bene. Hij is betrapt op doping. Nou ja, doping. Op cocaïne en MDMA, het hoofdbestandsdeel van XTC. Kortom, hij ging hard. En niet in het veld, maar op een feestje. Een zondaar, dat is hij nu. Zijn ploeg, Pinoké, heeft hem ontslagen. Weg topsportcarrière.
Het bericht van Mahieu gaf mij opnieuw het bewijs dat alle atleten dopingzondaars zijn. Toch? Totdat ik het artikel nog eens aandachtig las. “Mahieu is de eerste Nederlandse sporter in vier jaar die positief test. In 2009 liepen turner Yuri van Gelder en biljarter Nick Zuijkerbuijk tegen de lamp. Beiden werden betrapt op cocaïne.”
Wacht even, terwijl media dagelijks berichten over doping in de sport, is het inmiddels vier jaar geleden dat een atleet positief is bevonden? En de atleten die positief zijn bevonden liepen tegen de lamp vanwege een partydrug?
Misschien zijn topsporters geen dopingzondaars, maar partyanimals. Het zijn net mensen.