Bram Tankink gaf zaterdag na afloop van de magistrale rit tot het topje van de Mont Ventoux tijdens de Tour de France een ‘Dikke Chapeauoooo’ aan Laurens ten Dam en Bauke Mollema.
En terecht. Kan iemand zich heugen dat een (voornamelijk) Nederlandse ploeg (met een Amerikaanse sponsor, Belkin) zo strak rijdt? Hoe knap is het dat beide mannen op het juiste moment in de juiste groep zaten om het maanlandschap in te rijden? Zodat Laurens ten Dam het kopwerk voor Mollema deed, zodat Bauke de kracht over had om er een eindsprint van jewelste uit te persen, zodat hij maar 6 seconden verliest? Brothers in arms. Ongekend. Of ‘dikke chapeau’ zoals Tankink dat noemt.
Twee keer fietste ik de Mont Ventoux zelf op. Die berg denk je te kunnen pakken, maar uiteindelijk pakt hij jou. Zo steil, en vooral, zo tergend lang. Door het bos, het maanlandschap in. En die laatste kilometers waar je de haven al ziet, maar weet dat je daar nog lang niet bent. Afzien in zijn puurste vorm. Het is niet voor niets dat er boeken vol geschreven worden over die pukkel. Over de wielersport raken mensen die eenmaal besmet zijn, nooit uitgepraat. Anders dan in bijvoorbeeld volleybal of voor mijn part badminton, is wielrennen heroisch.
Al denken de dochters van Bram Tankink daar anders over. Deze week twitterde hij: ‘ Mijn dochter vraagt wat ik gedaan heb vandaag. “ Alleen fietsen papa? Saaaaaai!” Zo, weer met beide benen op de grond.’
Ja, sommigen vinden wielrennen saai. Maar ik ben blij dat er weer volop gekoerst wordt. Wielrennen zoals wielrennen bedoeld is: Dikke Chapeauoooo.