Het water in de Domelaar voelde niet koud aan, terwijl het regende bij de triatlon in Holten. Of kwam dat door mijn buurman? In zijn strakke wetsuit zag hij er zo mogelijk nog begeerlijker uit. Mark Tuitert. En zijn broers! Vooral die blonde, concludeerde ik in samenspraak met de triatlete naast me.
Ja, je zoekt soms zo je manieren om warm te blijven voor de start van een Olympische triatlon: 1,5 kilometer zwemmen in bruin water, dan 40 kilometer fietsen met tig keer die Holterberg in het parcours, en als toetje 10 kilometer rennen door een bomvol Holten. Daar krijg je spontaan de rillingen van.
De adrenaline gierde door mijn lijf. Het zwemmen ging redelijk voor mijn doen: bij iedere slag of stoot in mijn gezicht of maag beeldde ik me in dat het Tuitert was. De blonde, of de schaatser. Het kon me weinig schelen, want het hielp.
Het fietsen, normaliter mijn favoriete onderdeel, verliep moeizaam. De regen stopte, het natte asfalt leek te stomen. Zo ook mijn hoofd. Wat bleek die Holterberg hoog. Zo hoog dat ik volledig gedesoriënteerd een bordje in Holten miste en na 20 kilometer al op de finishlijn van het fietsen stond. Verdwaasd mompelde ik naar één van de 800 fantastische vrijwilligers: ‘Maar ik heb nog maar 20 op de teller?’ Ze stuurde me terug het parcours op. De schade: 1,3 kilometer omgefietst.
Mentaal is 1,3 kilometer heel ver. Maar vol goede moed stoof ik de Holterberg weer op: de finish was niet ver meer.
Alleen nog lopen. Strompelen mag het met recht genoemd worden. Je lijf coördineren na een fiets- en zwemtocht is zo makkelijk nog niet. De organisatie van Holten had het loopparcours opgedeeld in vier rondes. Dat moet te doen zijn, 4 x 2,5 kilometer. Het aftellen was begonnen en bovendien zag ik Mark en zijn broertjes vaak rennen – hetgeen me opnieuw met een zekere warmte vervulde.
Wat ook hielp waren Ans, Ben en Kristel op de grote tribune nabij de finish. Deze helden sleepten me iedere ronde verder met hun luide gejuich. ‘Nog één rondje, Karen!’
Na 2 uur en 30 minuten sporten liep ik voorbij de tribune. Mijn laatste ronde ging in. Dacht ik. Op de tribune werd geschreeuwd: ‘Finishen Karen! Je moet naar de finish, die kant op!’ Mijn coaches, mijn Kemkers, ze wezen naar die verlokkelijke eindstreep. Zou het dan toch?
Ik ben tenslotte blond. En een chaoot. En na uren van fysieke inspanning allesbehalve scherp. Ik stoof richting finish. De armen in de lucht. Mark Tuitert stond ook hijgend bij de tafel van de uitslagen, hij was net binnen. Finishen met Mark, wie had dat gedacht? Ik kreeg het er opnieuw warm van.
Totdat iets in me wilde weten waarom ik een Olympische triatlon net zo snel kon afleggen als Mark Tuitert – een Olympische sporter…
De man achter de computer keek in zijn verse archief. ‘Helaas. Je moet nog een rondje.’ En toen werd het pas echt heet.