FC Utrecht had voor de wedstrijd van afgelopen zondag tegen PEC Zwolle een paar duizend leerlingen van lokale basisscholen uitgenodigd. Een goed initiatief, naar mijn bescheiden mening, want je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen om de toekomstige generatie supporters kennis te laten maken met de gangbare normen en waarden in het moderne betaalde voetbal. Zo krijg je vanzelf een mooi onderwerp voor het kringgesprek van de maandagochtend: “Jantje, vertel eens, wat doet de moeder van de scheidsrechter voor haar beroep?” En het is natuurlijk ook een prima gelegenheid om interactief en spelenderwijs aan je vocabulaire te werken: “Juf, hoe spel je tyfusjood?”
Bij de thuisploeg had Anouar Kali gewoon een basisplaats. Even voor degenen onder u die het gemist hebben: dat is de voetballer die vorige week tijdens de training eerst een medespeler een gebroken kaak sloeg en vervolgens de assistent-trainer te lijf ging. Hoofdtrainer van FC Utrecht is Rob Alflen, die bij zijn aantreden aan het begin van dit seizoen tussen neus en lippen had laten weten dat zijn voorganger Jan Wouters er eigenlijk maar een puinhoop van gemaakt had en dat het onder zijn leiding allemaal veel beter zou gaan. Deze platte patjepeeër mompelde na afloop van de wedstrijd “dat we uiteindelijk die beslissing samen hebben genomen”, terwijl Kali doodleuk vertelde dat hij zelf de keuze om wel of niet te spelen had mogen maken.
Gelukkig verloor FC Utrecht kansloos met 0-2 en zag ik tot mijn grote opluchting de zakenman, die tientallen miljoenen van zijn eigen vermogen in deze bodemloze bouwput heeft gestort, op de tribune verbijsterd toekijken. Het dieptepunt van de sportieve en morele neergang was nu wel bereikt. Hoezo voorbeeldfunctie? Het ontbrak er nog maar aan dat er bij de ingang van het stadion gratis shirtjes waren weggegeven met de tekst “Je suis Kali”.