Het huidige voetbal zit vol met jengelende jongetjes die kermend naar de grond gaan als ze een steentje in de schoen hebben of een haar in de mond voelen. De schwalbe is een ingekapselde ziekte geworden. Scheidsrechters meten eerst tegenwoordig eerst de decibellen van het gekrijs en bepalen daarna de kleur van de kaart. Het is gillen, tijdrekken en doorrollen. Vroeger werd dit onsportieve spel de Duitsers verweten. Ik hoeft de namen Matthäus, Basler en Effenberg maar te noemen en de meesten weten wel genoeg. Krijsen op het voetbalveld, eigenlijk was er maar een Duitser die er echt recht op had.
20 september 1989 speelde HSV thuis tegen Werder Bremen. In de 14de minuut kwam de spits van Werder Bremen alleen voor de keeper te staan waarna hij hem met een lob probeerde te verschalken. Centrale verdediger Ditmar Jakobs van HSV zag het gebeuren en zette een sliding in om de bal vlak voor de lijn weg te halen. Hij gleed door en bleef roerloos in eigen net liggen. Ditmar Jakobs had zich door zijn sliding opgehangen aan de karabijnhaken die in het veld waren geboord om het doelnet aan te bevestigen. De haken, die ook worden gebruikt bij bergbeklimmen, hadden zich vast in het vlees van Ditmar Jakobs’ rug geslagen. De haken zaten zo diep dat niemand wist wat ze er aan konden doen. Na 20 afgrijselijke minuten besloot de teamarts van HSV Jakobs te bevrijden van de karabijnhaken door zijn rug open te snijden met een scalpel.
De robuuste verdediger van HSV zou na dit incident nooit meer voetballen. De zenuwen in zijn rug waren zo beschadigd dat professioneel voetbal onmogelijk was. “Ik ben een gelukkig man dat ik nog kan lopen,” zei Ditmar Jakobs een paar maanden later “want de karabijnhaken zaten maar een paar centimeter van mijn ruggenwervel af.”
De volgende keer als een scheidsrechter een speler gillend en krijsend op het veld ziet liggen na een schwalbe, mag hij wat mij betreft de kaarten op zak houden en direct de karabijnhaak tonen. De karabijnhaak die de aansteller per direct schorst voor de rest van het seizoen.