Het zal ergens eind jaren negentig zijn geweest toen ik op tv zag dat Luc Leblanc zijn sleutelblad uit de kom viel in de berm ergens in de buurt van Pontfaverger-Moronvillies of Saint-Leonard-de-Noblat. Daar wil ik vanaf zijn. Ik sprong juichend op van de bank, onderwijl uitroepend: “Yes, die heb ik niet!”. Toen ik even later bij zinnen kwam stond het schaamrood op de kaken en realiseerde ik me dat tourtoto’s anders dan wat ook het universele Kwaad vertegenwoordigen.
Stiekem een vuistje onder tafel ballen als je hoort of ziet dat een in jouw ploeg ontbrekende favoriet tegen een fotograferende agent aan rijdt of in volle afdaling tegen het asfalt klettert. Elke deelnemer zal deze uitwas van de tourtoto wel herkennen. We hebben ons immers door Mart Smeets jaren lang laten indoctrineren dat de Tour op niemand wacht en dat je geen medelijden moet hebben. Wé moeten door. En omdat je als deelnemer aan een tourtoto feitelijk ook soort van deel uit maakt van het peloton vind je dat je best een beetje blij mag zijn met een hevige buikloop of een derde bal bij een renner die jij nou net niet in je ploeg hebt.
De serieuze ernst van de tourtoto kwam vooral aan het licht tijdens de Rietmolense zomerfeesten. Die vielen altijd midden in de Tour en dus ging je met andere tourtotofetisjisten in de slag in een poging elkaar de loef af te steken. Op de zomerfeesten in Beckum en Hengevelde was alles er op gericht de avond te eindigen met een schone deerne in de periferie van de tentzone, in Rietmolen op het aftroeven van medewielerkenners. Zo achteloos mogelijk de naam van een obscure sprinter laten vallen die per ongeluk drie keer in de top tien was geëindigd deed het altijd goed. De blik van bewondering van een concurrent was het hoogst haalbare. Daar kon geen uurtje tongen met een mooi meisje uit het dorp tegenop.
Zo heel af en toe deed ik ook in de jaren daarna nog wel eens mee. Maar ik kwam nooit meer helemaal los van mijn eigen juichkreet bij de val van Luc Leblanc. En dus heb ik nu definitief besloten helemaal te stoppen met tourtoto’s. Dan kan ik tenminste onbekommerd mee treuren met door gaasverband bijeen gehouden coureurs, door de honger geklopte renners en andere pechvogels. Want in de wielrennerij geldt meer dan in welke andere sport ook dat verliezers veel mooier zijn dan winnaars. Zelfs als het een Fransman is.
Bij het open trekken van een zakje Panini-plaatjes was het vaker; ‘Bout, den heb ik al…en den en den en den en den ook.’ Vijf dubbele voetbalplaatjes erbij, kortom.