In de discussie over wie Frank de Boer bij Ajax moet opvolgen doen diverse namen de ronde. Veel genoemd is Peter Bosz, maar die schijnt niet door de ballotage van de F-Side te komen omdat hij een 010-verleden heeft. Jaap Stam dan? Mwah, lijkt me voor een beginnende trainer geen ideale optie: zie Marco van Basten. Frank Rijkaard en Clarence Seedorf zijn volgens de geruchten ook nadrukkelijk in beeld, maar ik zou lekker blijven rentenieren in plaats van me in dat wespennest te storten. Wim Jonk zou het kunnen, hoewel die dan weer niet on speaking terms is met Dennis Bergkamp – wat gelet op het zwijgzame karakter van de huidige assistent voor iemand met mijn capaciteiten misschien geen heel goede tekst is, waarvoor mijn oprechte excuses. John van den Brom is ook kandidaat, maar bij hem moet ik altijd denken aan dat beeld van een schaapachtig grijnzende ADO-trainer naast één van zijn spelers, het intellectuele wonderkind Lex Immers, die na een overwinning op Ajax samen met de fijnbesnaarde harde kern aan het zingen is dat ze op jodenjacht zijn.
Een naam die ook vaak langs komt, is die van Erik ten Hag en daar begrijp ik werkelijk de ballen van. Die man is niet echt en daarmee is hij op zich niet de enige in dat enge wereldje van praalhansen en snoeshanen, Maaskantjes en Pastoortjes. Het vervelende is echter, dat hij het zelf heel goed door heeft. Alles is nep aan die bijdehante wijsneus vermomd als pedante pseudo-Pep. Dat baardje, dat flesje water, dat driedelig grijs, dat standje langs de lijn. Alles zorgvuldig bestudeerd. Hij heeft in München inderdaad goed om zich heen gekeken hoe je dat doet, Guardiolaatje spelen. Het zou me zelfs niets verbazen als hij zichzelf zondag bij winst op Heracles zogenaamd spontaan een Paulaner bierdouche laat bezorgen. Maar het voornaamste bezwaar tegen de komst van Erik ten Hag bij Ajax is wat mij betreft dat raspende dialect, dat me altijd op gruwelijk wrede wijze aan dat gure kutlied van Teach-In doet denken. (‘Tikke tak al die uur’n, hoe lang zal dat duur’n?’) Ze verstáán ‘m gewoon niet, daar in Amsterdam.
Peter Bonder