Ik ben geboren in het Groene Hart van de Provincie Utrecht, tussen de riedelende kieviten, kwetterende grutto’s en onder de ademloos opstijgende leeuweriken. Na een korte tussenstop in het Drentse Erica, fietste ik tijdens mijn actieve profcarrière tussen 1980 en 1990 door het bronsgroen eikenhout van Limburg. Liters en liters transpiratievocht heb ik uitgegoten over Cauberg, Gulperberg en andere Keutebergen. En voegde daarmee een dimensie toe aan mijn bestaansidentiteit.
Mijn eerste profervaring onderging ik als –aanvankelijk- enige Nederlandse coureur tussen 22 IJsboerke Belgen. Gelukkig beschik ik over een talenknobbel, het sappige Vlaamse wielerdialect is doorspekt met woorden van Franse herkomst. Ik begreep al snel dat een racefiets onder andere bestond uit een kader, guidon, tiege, paillets, toile, janten, rayons, mailleux, tuben inclusief chappe, soupappen, manetten, manivellen, plateaux, een pignon. Enzovoorts… Ik maakte mij het bijzondere taalbrouwsel snel eigen en fietste mij vlot in de kern van de ijsmachine.
Als professioneel wielrenner geniet je het grote voordeel dat je tussen alle partijen doorfietst. Ik heb mijn stinkende best gedaan om mijzelf het Limburgse dialect meester te maken. Voor mijn gevoel slaagde ik daar vrij goed in, maar de praktijk bleek veel weerbarstiger. Het dialect van de westelijke Mijnstreek is niet te vergelijken met het bijna Duits van de oostelijke Mijnstreek. Het Remunjs verschilt een stráááátlengte van het Mestreechs met zijn langgerekte klinkers. Mijn praktijkpogingen om te tonen dat ik mij het basisdialect had meester gemaakt veroorzaakte veelal hoongelach. Men kon daaruit in ieder geval afleiden dat ik er ‘zeker eentje van daarboven was’. Limburgs voelen zich immers zeer stevig ingekapseld in hun eigen provincie. Voor mij steeds aanleiding om mijn taalinburgeringsoefeningen te staken. Als wielrenner hoorde ik er toch wel bij.
Fietsen en navigeren na het oversteken van de zuidelijke Limburg-Belgische grens was soms een lachwekkende ervaring. De taalstrijd in de prachtige Voerstreek (Fouron) zorgde voor een gevulde orderportefeuille van de betrokken verkeersbordenfabrikant. De ene dag waren de palen voorzien van soms wel meer dan een meter opeen geschroefde, nette, tweetalige plaatsaanduidingen, zoals Sint Martens Voeren – Fouron-Saint-Martin en s’-Gravenvoeren – Fouron-le-Comte. Enkele dagen later waren de Vlaamse plaatsnamen doorgehaald met zwarte verf. Weer wat later waren de Franstalige borden onleesbaar gemaakt met gele verf. Totdat alle plaatsnaamborden onleesbaar waren en voorlopig werden weggehaald. De regionale Vlaamse actiegroep Taal Aktie Komitee (TAK) van Huub Broers organiseerde maandelijkse zondagochtendwandelingen door de Voerstreek. De wandelende Takkers vormden steeds een dankbaar doelwit van de dyslectische knuppels van José Happart en zijn Waalse Fouron Wallon (FW). Die zondagen kon je Voeren best mijden als de pest.
Ondertussen ben ik na vele jaren en omzwervingen op de Holterberg aanbeland. Oeps.. excuses de Sallandse Heuvelrug. Jaren geleden werden er aan de Holterbergzijde (van-de-Sallandse Heuvelrug) bordjes geplaatst ‘Twente route’. Enkele Holtenaren kwamen daartegen in het geweer: een Twenteroute door Salland bestaat niet. Dat zou immers de Salland route moeten worden genoemd. Tijdens de gemeentelijke herindeling werd Holten bestuurlijk toegevoegd aan Twente. Ik was opeens Tukker, maar het Sallandse volkslied wordt op het Smidsbelt nog meermaals per jaar uit volle borst gezongen. Salland is toch ook echt mijn land. Al 25 jaar.
Recent heb ik de eerste Nederlandse wielerclub, opgericht in 1871 in het Sallandse Deventer, mede opnieuw leven ingeblazen: Immer Weiter. De vijf oprichters, HBS-studentjes van goede afkomst, lieten zich wat de naam betreft destijds inspireren door de componist Schubert. Voor het Twentse ‘ait vedan’ zullen zij in Salland de handen niet op elkaar gekregen hebben. In Twente hebben vijf Twentse topsportevenementen zich verenigd onder de bijzonder Twentse naam Big Five. En ondertussen maakt de Ronde van Overijssel deel uit van Bike Events.
Taalgegoochel is van alle tijden. We ontlenen er zelfs onze identiteit aan. Ik ben voor de rest van mijn leven BELG: Ben Eerst Limburger Geweest. En als ik de knik bij Deventer heb gehad denk ik: CycLoverijssel.
Theo de Rooij