Vrijdag 24 juni 2016, half twaalf ’s morgens, Stelvio Challenge. Ik beklim de 2.758 meter hoge Passo Stelvio voor de tweede keer nadat ik om acht uur in Bormio van start ben gegaan. Ik haal regelmatig zwoegend en pompend omhoog rijdende fietsers in. Scheurende motoren, puffende tractoren, rammelende old timers en ander verkeer maken de beklimming extra moeilijk.
Zojuist ben ik het plaatsje Trafoi gepasseerd en het is windstil en zonnig warm. De vermoeidheid begint toe te slaan en de continu passerende ronkende voertuigen werken op mijn zenuwen. Ik besluit aan de buitenzijde van een naar rechts draaiende haarspeldbocht te stoppen om de lange verkeersstoet te laten passeren. Na enkele minuten wordt het rustiger in klim en kop. Een renner die ik eerder gepasseerd heb, komt met zichtbare moeite op mij afgelopen, met fiets aan de hand. Jonge verzorgde dertiger met een celeste blauwe Bianchi Oltre XR.2 superfiets en gekleed in een lichte strakke, modieuze Bianchi-outfit. Na het uitwisselen van wat korte plichtmatigheden uit over de moeilijkheidsgraad van de berg vraagt mijn Tsjechische klimlotgenoot enigszins verontrust of ik al op de hoogte ben van het laatste nieuws dat Engeland uit de EU stapt. Ik had dit nog niet meegekregen en neem het treurige nieuwsfeit in mij op. ‘Europa is stervende’, voegt hij er ook nog eens aan toe. Ik kan het niet anders dan met hem eens zijn.
Mijn gelegenheidsgesprekspartner merkt respectvol op dat mijn klimtempo, gecombineerd met mijn leeftijd, veel indruk op hem maakt en vraagt zich af waar ik dat vandaan haal. Ik vertel hem dat ik in 1978 winnaar was van de Ronde van Slowakije. Slowakije en Tsjechië waren destijds nog verenigd in het communistische Tsjechoslowakije. Ik merk op dat ik destijds over een muur moest klimmen en onder prikkeldraad moest doorkruipen om in Slowakije te komen.
Twee generaties Europeanen staan op een klim naar één van de daken van Europa en stellen vast dat de loop van de geschiedenis heeft gezorgd voor een band die het waard is om te verdedigen. We geven elkaar een warme handdruk en vervolgen onze weg naar de top, die nog minstens tien kilometer ver weg ligt. Enkele haarspeldbochten verder moedig ik mijn Tsjechische vriend, die een bocht onder mij rijdt, luidkeels aan.
Waarom heb ik zijn naam niet gevraagd?
Theo de Rooij