Twee recente, dramatische gebeurtenissen rondom sporthelden: de val van Annemiek van Vleuten en de overdrachtelijke val van Yuri van Gelder. Deze twee incidenten hebben meer met elkaar te maken dan dat je op het eerste gezicht zou denken. Annemiek en Yuri hebben gemeen dat zij een meer of minder gecalculeerd risico namen dat niet goed bleek uit te pakken.
Het afwegen van de risico’s is een van de continue processen die door het hoofd van topsporters omgaat. ‘Train ik teveel? Eet ik teveel? Is dit voedingssupplement verantwoord? Kijk ik nog even een film of moet ik gaan slapen? Maar als ik ga slapen speel ik steeds de film van mijn volgende inspanningsmoment af en doe ik nog geen oog dicht.’ Voortdurend twijfelen en afwegingen maken. Houvast zoeken in ervaringen uit het verleden. Zoeken naar steun en hulp van mensen om je heen en die zich veelvuldig aanbieden. Zeker als je succesvol bent.
De gangbare regels in het reguliere, maatschappelijk leven, die de normale burger moet beschermen, gelden voor een deel niet voor de topsporter. Ik noem er een aantal: recht op privacy (where-abouts), het aanpassen van regels met terugwerkende, strafrechtelijke gevolgen (regressief testen, tot wel tien jaar later), ‘je bent onschuldig totdat het tegendeel is bewezen’ en de omgang met DNA (normale burgers genieten meer bescherming). Deze principes worden geofferd op het altaar van de schone sport, de industrie en de politiek eromheen. Die er vervolgens nog een veel grotere bende van maken.
De glanzende, gouden buitenkant van topsport kan niet bestaan zonder de gruwelijke en lelijke realiteit van de eenzame en kwetsbare sporter, die probeert te voldoen aan het torenhoge verwachtingspatroon. Enerzijds lopen we met zijn allen uitzinnig van vreugde achter onze sporthelden aan, anderzijds moet de realiteit worden weggepoetst door de heiige graal van de schone sport. De zoekende, onzekere en twijfelende sporter, die bereid is om desnoods letterlijk een deel van zijn leven op te offeren voor het ultieme succes, is zo nu en dan het slachtoffer dat op de brandstapel belandt.
Waar sporters vooral nood aan hebben is een veilige omgeving, die begrijpt wat er in de hoofden van deze kwetsbare jonge mensen omgaat. Een omgeving met mensen die je voor je kind zou wensen als je het voor de eerste keer naar school brengt. Een omgeving met mensen die je voor je kind zou wensen als het voor de eerste keer tot in de kleine uurtjes naar de megadisco gaat. En dat de verhalen thuis, na schooltijd worden gedeeld tijdens het kopje middagthee.
Als jonge wielrenner stond ik het hele jaar rond gemiddeld één dag op de drie dagen aan de start van een profkoers. De fysieke en mentale belasting was enorm. De enkele nachtelijke discobezoekjes met mijn Panasonic ploegmaats tijdens de Ronde van Catalonië in september, het plezier en de talloze glazen bier zorgden ervoor dat we de dag daarna met een lege kop, gemotiveerd aan de start van de etappe stonden. Zeker als we gespot waren door Spaanse ploegleiders, die dat weer aan hun renners vertelden. Wij bluften iedereen af en reden de concurrentie op een hoop. Wij wa-ren de geuzen van het peloton. Maar dit werkte natuurlijk maar enkele keren per jaar.
‘Kom’, zei Peter Post soms na het avondeten tijdens de Tour de France tegen mij, ‘we nemen nog even wat door.’ Dan zochten we een stil terrasje op, bestelden een biertje, staken een sigaretje op en bespraken de dag. Dat waren voor mij onvergetelijke en dierbare momenten. Ondertussen rookten sommige van mijn ploegmakkers stiekem hun dagelijkse sigaretje op een verborgen plek. Bang als ze waren om door Post betrapt te worden. De volgende dag stond ik dan meer dan ooit weer gemotiveerd aan de start van de etappe.
Sport kan zo schoon zijn..
Theo de Rooij