Zaterdag 23 november 2024
Twentesport

Jaagn

Geplaatst op 6 september 2016 door   ·   Geen reacties

Zondagavond geen voetbal, wel veel sporten waarbij lieden op of in een machine proberen als eerste aan de meet te komen. Vanuit het perspectief van een atleet is het wat moeizaam in te zien waarom dat sport is. Zoals ook de gemiddelde Nederlander paardensport beschouwt als – inderdaad – een sport voor het paard. De man of vrouw die er bovenop zit laat het zware werk immers over aan het daar onder geplaatste ploeterende dier. Verder is het een kwestie van de sporen geven en aan de teugels trekken zodat het beest de goede kant op gaat.

Waarom is dat anders bij de motorische sporten. De monteur die de machine bedrijfsklaar maakt, is minstens zo belangrijk als de persoon die het gas opendraait. Maar stel: je hebt een mechanisch gelijkwaardig product als het apparaat van je concurrent. Wordt het dan spannend? Ja. Soms. Vaak ook niet.

Neem de Formule 1. Het is dat Max incidenteel het podium beklimt, maar overigens is het doodsaai. De duurbetaalde jongens jagen snoeihard over de baan, draaien bochten, geven gas op de rechte stukken. Soms haalt iemand een ander in. Dat is als de goedgeplaatste punch tijdens het boksen, maté bij de judosport, het passeren van een hoogspringlat. Maar de hysterische uitroepen die een inhaalactie bij commentatoren teweeg brengt komt mij wat vreemd voor. Misschien is het omdat er tijdens het overgrote deel van de race geen reet te doen is. Zoals het langdurig staren naar een kabbelende zee, tot er na uren een walvisstaart opduikt – en weer verdwijnt.

Motorcross is wat ruiger, want de jongens springen over zanderige bulten. Iemand loopt vast in de prut en de latere winnaar, zelfs wereldkampioen, draait om de wat klunzig ploeterende coureur heen en wint de race. Het heeft wat komisch. Iemand traint zich suf op die eeuwig brullende motorfiets, en strandt letterlijk in het zicht van de finish als het er op aankomt.

Gewoon motorracen, dus op de weg, is een circusact: plat de bocht in en door tot je bijna valt. Dan in die bocht ook nog inhalen. Vroeger had je op de kermis, vooral in Angelsaksische landen, en steile wand waarin daredevils zó hard reden dat ze niet naar beneden donderden.

Misschien zijn er ook wel “liefhebbers” die hopen dat er iets misgaat en men crasht. Ik niet hoor, maar er zijn immers ook lieden die lid zijn van een enge partij, houden van vreemde seks of spiritus drinken. Dus, denk ik dan, deze figuren wachten misschien wel op een ongeluk tijdens die motorische snelheidssporten.

Ik niet. Soms rijd ik wel 155 kilometer per uur met de burgermansbak die op onze oprit staat. Vind ik heel stoer. Jaagn zeggen ze hier, maar sport wil ik het niet noemen. Want er is doorgaans één en dezelfde winnaar. Justitie.

Erik Endlich

Delen is sportief

Reacties (0)




Archief