Je zou toch denken dat ik van alle loopgekke lieden het meest maf ben van lange afstand-lopen. Als looptrainer dan, en broodmager type met lange, ja uitschuifbare benen. Jarenlang gedacht dat urenlang rennen de ultieme sport was, buiten in de natuur, licht zwetend in een schemerige toestand, bekend ook als runners high. Maar bij thuiskomst was ik een uitgewoond huis, een verkreukelde krant. Dacht dat het erbij hoorde: gek, je denkt zelfs dat het gezond is.
Voor mij is dat niet het geval. Las vorige week in de NRC een stuk over een auteur die gelukkig werd van honderd kilometer rennen. Hij bracht het zó inspirerend, dat je direct op weg wilde om een dag – ja, een dág – door de natuur te sjouwen. Misschien voor u, of pak ‘m beet uw neef of tante, maar niet voor deze jongen.
Sinds enige tijd heb ik, als een soort heilige opdracht, atleten die ik laat springen en werpen. Sprinten ook, maar niet meer dan honderd meter. Lekker overzichtelijke afstand. Je wordt heus moe, maar dan een minuut of zes. Daarna ben je zo fris als een hoen. Niet twee dagen lang out dus.
Toch kan langdurig rennen leuk zijn. Maar dan moet er voldaan zijn aan een aantal strikte voorwaarden. Ten eerste moet er een horde lieden zijn die dezelfde kant opgaan en even lang lopen als jij doet. Dat is gezellig. Alleen en langdurig door de wildernis huppelen: dat is voor zonderlingen en autisten. Volgende voorwaarde: het moet in de buurt zijn. Naar Amsterdam of weetikveel waar, want doorgaans geldt onder de lange afstand-tifosi dat je ver moet gaan, wil je eer inleggen. Onzin. In Twente zijn veel mooie lopen. Eis drie: hard gaan is zinloos. Er is immers altijd iemand die harder loopt. Bovendien is kalmpjes aan doen leuker. Vreemd, maar hier gaat het dikwijls mis. Het snot voor de ogen, open mond, kwijl. Niet doen. Soepele tred, en vooral: kletsen. Neem vrienden mee, zwaai naar omstanders, kijk ook eens naar de vogels of de vegetatie. Kom vooral laat binnen. Laat de zwoegers voor.
Zo ging het mij tijdens de Almelo Allee. Veel volk, gezellige en relaxte medelopers, en een leger afzieners die voor ons binnen waren. Ze hijgden nog toen wij keuvelend de meet bereikten.
Afzien is niet zien. Waar je bent, wie er bij je is, waar over te praten valt. Misschien is dat met alles: waarom alles voor resultaat, hoezo telt ambitie, maar dat voert te ver, denk ik. Moet ik een boek over gaan schrijven. Helaas ontbreekt de ambitie.
Erik Endlich