Voor de boksliefhebber geldt doorgaans: hoe lichter de gewichtsklasse, des te meer spektakel. De zware jongens hangen immers dikwijls met hun lillende vleespartijen tegen elkaar aan, want zijn snel moe vanwege het imposant aantal kilo’s dat zij schoon aan de haak mee moeten sjouwen. Er worden wat logge klappen uitgedeeld en wie de armen niet meer hoog krijgt, is dan vaak de sjaak. Bij de lichtere types zie je snel vuistenwerk en veel beweging. Daarbij strekt hun houdbaarheidsdatum doorgaans tot ver in de twaalfde ronde.
Toch vormen de zwaargewichten de koningsklasse. Daar verdelen ze de soms immense recettes, hier komt het publiek op af, vermoedelijk vanwege het adagium: hoe groter, des te interessanter. Een Leitmotiv dat op heel veel zaken des levens van toepassing is, maar dat valt dan weer buiten het bestek van deze column. Een uitzondering op de logheid der zwaarderen vormde natuurlijk Mohammed Ali. Fly like a butterfly, sting like a bee: dat idee. Op zijn lichtvoetigheid rust evenwel niet langer een patent, zo bleek afgelopen zaterdagavond.
Toen werd er geknokt om de wereldtitel bij de zwaargewichten. Imposante jongens van over de honderd kilogram per persoon bleken onwaarschijnlijk snel en wendbaar. Dat bokshistorie werd geschreven stond tevoren allerminst vast, al waren de ingrediënten veelbelovend. De uitgangspositie had namelijk iets van een epos, of tenminste een filmscenario. Anthony Joshua, de heersende kampioen, jong, onervaren, met een kleine maar imposante lijst van louter overwinningen door KO’s. Aan de andere kant Wladimir Klitschko, dik veertig en een trackrecord van tien jaar ongeslagen zwaargewichtkampioen. Kortom, een Rocky-zoveel als het ware, waarbij Stallone denkelijk de oude bokser zou spelen. Het voorspel, dat wil zeggen de weging en de persconferentie, verliep al geheel tegen de traditie van beschimpen, beledigen en agressief bejegenen in: de heren bleven respectvol en eloquent, alsof het een tenniswedstrijd betrof.
Vervolgens het gevecht zelf. Klitschko nam het initiatief, wat zijn jonge tegenstander zichtbaar verraste. Wat volgde was één doorlopende promofilm voor de bokssport, afgezien wellicht van de in slowmo getoonde beelden van koppen die na een voltreffer angstwekkend hard achterover sloegen. Klitschko ging neer in ronde vijf: einde oefening denk je dan. Maar de oude leek wakker geschud en bokste vervolgens zó wonderbaarlijk technisch en tactisch hoogstaand dat Joshua in de zesde neerging en ternauwernood binnen de tien tellen weer op de wankele benen stond. Klitschko miste echte net dat killer-instinct en vooral de kracht om het karwei af te maken. Waarop in ronde elf Anthony plotseling de geest kreeg, ergens een reservetank vond en aansprak dan wel uit de negentigduizend gillende Engelse fans in het Wembleystadion de inspiratie vond om toe te slaan. Wat restte was empathie voor de in de touwen hangende Oekraïner, die volgens mij zijn laatste kunststuk had voltooid.
Soms is de werkelijkheid beter dan de film.
Erik Endlich