Op 29 juli 1973 kwam de Engelse autocoureur Roger Williamson om het leven bij een gruwelijke crash op het circuit van Zandvoort. De misselijk makende beelden van zijn wanhopige collega David Purley, die kansloos moest toezien hoe zijn landgenoot in een fakkelende bolide levend verkoolde, waren voor mij aanleiding om het autoracen voortaan voor gezien te houden. Het is mij dus ook ontgaan hoe de Oostenrijker Roland Ratzenberger en de Braziliaan Ayrton Senna in 1994 op Imola rechtstreeks richting het hiernamaals werden gekatapulteerd. Intussen is het allemaal veel veiliger geworden en met de opkomst van Max Verstappen ben ik als Nederlander chauvinistisch genoeg om af en toe voorzichtig weer eens te kijken. Waarbij ik het overigens vooral heel knap vind hoe hij binnen een weekend alle technische finesses van een nieuwe auto onder de knie krijgt, terwijl ik nog geen wekkerradio kan installeren.
Met het succes van Verstappen is ook de lobby op gang gekomen om Zandvoort weer op te nemen in de agenda van de Formule I. Eigenaar van dat circus is Bernard van Oranje, zoon van de man die in 1974 duidelijk zichtbaar ‘Bravo!’ riep toen Franz Beckenbauer de World Cup omhoog hield – maar dit geheel terzijde. Junior is een geslaagd zakenman die het de mores niet altijd even nauw neemt, waarmee hij zich naadloos schaart in de rijke traditie van zijn grootvader in het bijzonder (Lockheed, Alicia, Alexia) en ons vorstenhuis in het algemeen (Hofmans, Zorreguita, Mabelgate). Meneer is eigenaar van een slordige zeshonderd huizen in Amsterdam en daarmee een van de grootste spelers op het hoofdstedelijke Monopoly-bord. Natuurlijk was jetsetpapegaai Jort Kelder niet te flauw om hem bij Pauw te verdedigen, maar als je je door zo’n geballoteerd Rutte-vrindje moet laten parfumeren, dan heb je dus echt een probleem. Ik zou zeggen: verkoop die steentjes vandaag nog en investeer die poen in een startplaats voor je rijkeluishobby.
Peter Bonder