In Dwingerderveld, dat een natuurpark in Drenthe is, liepen wij afgelopen zaterdag een trailrun. Voor wie daarbij denkt aan 4×4-monsters die door de bagger raggen: het is hardlopen door de wilde natuur. Geen strookje asfalt, verkeersborden ontbreken, tegenliggers ook. De essentie van deze tocht door Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer ontsloten wildernis is, dat je er van geniet. In tegenstelling tot de professionals die kiezen voor de ontberingen in de Alpen of de Scandinavische wouden en er een heuse wedstrijd van maken. Die liggen niet wakker van een kilometertje of 150 langs bergrichels en over geitenpaden. Letterlijk dan, want ze kachelen een etmaal door. Ze hebben opvouwbare stokken voor wanneer het wel erg stijl wordt, zijn zelfvoorzienend als het om de inwendige mens gaat en hebben een hoofdlamp om ’s-nachts niet dat smalle pad te missen en in de diepte van het ravijn te eindigen. Intrigerend: waar de ene mens gelukzalig wordt van een week op een mediterrane strand, wil een ander zichzelf pijnigen in het hooggebergte.
Goed: dat deze tanige gemzen haast hebben en zich geconcentreerd een etmaal uit de naad hollen is te billijken. Maar dat een recreant het Dwingerderveld bedwingt alsof het een zaak van leven en dood is: ik zal dat nooit begrijpen.
Misschien komt het dat ik met de behoorlijk erfelijk belaste dochter alsmede met een paar vrienden liep, die de sport niet al te serieus nemen. Wel in de zin van regelmatig trainen en je best doen tijdens wedstrijden, maar doordrongen van het feit dat wij maar prutsers zijn en dat alles zo enorm relatief is. Dus: we dollen. Maken flauwekul onderweg, kijken naar het natuurschoon, genieten van de route, leveren overal commentaar op.
Verreweg ieder ander rende echter in zichzelf gekeerd en zwijgend over het met rode lintjes aangeven parcours. Wellicht omdat het introverte types zijn, of dat ze bezig zijn een tot tevredenheid stemmende tijd te lopen. Deze neiging om heel serieus met de sport om te gaan heb ik nooit begrepen. Vergeleken met een gemiddelde hardloper uit pak ‘m beet Kenia zijn u en ik meelijwekkende joggers. Daarbij worden wij ouder, wat in onze leeftijdscategorie een neerwaartse grafiek richting volstrekte immobiliteit betekent. Daarom ben ik blij dat ik nog rennen en genieten kan. Hoezo presteren? Dat is voor de topsporters die wij thans baantjes zien schaatsen in een Zuid-Koreaans stadion. Die doen dat, voor alle duidelijkheid, voor hun vak. Ze leven van sponsoren en brengen een belangrijk deel van hun leven door in een krachtcentrum. Daar zou zelfs ik breed van worden. Bij wijze van spraken dan.
Ik sport weliswaar dagelijks, ik heb het niet verder gebracht dan één sponsor die mijn bullen bij Aldi en Lidl betrekt: de eega. Dus laat mij maar een magere blijhoofd zijn in supermarktsportkledij.
Erik Endlich