Ik ben een groot liefhebber van indoor hondensport. Wie daarbij denkt aan een in een sporthal gesitueerde soort van lunapark aan tunnels, buizen, hindernissen, waterbakken, steile wanden en vluchtende pakwerkers, zit niet ver van de waarheid. Er is een tamelijk grote groep hondenliefhebbers die er wekelijks plezier in schept om bijvoorbeeld naast een hond te rennen die een reeks obstakels neemt, terwijl de baas rare kreten slaakt die als aanmoediging dienen. Er zijn ook honden die een geur weten thuis te brengen, althans het namaakdier dat stinkt naar vossenurine en dat door een horde honden moet worden opgepakt en naar de baas gebracht.
Maar dat is mij allemaal te competitief en daarbij vertoef je in een door de kakafonie aan hondengeblaf en -gejank bijna niet te harden akoestische hel. Nee, dan liever op mijn manier: met een pluchen beest waarin een piep zit. Onze twee Corgi’s zijn er waanzinnig idolaat van. Het gaat aldus: ik pak een nog niet door hondentanden uiteengereten pluchen beest dat, indien erin gebeten wordt, irritant piept. Succes verzekerd.
Het ritueel begint wanneer de avonddis reeds genuttigd is. Bestek en borden zijn in de vaatwasser verdwenen. De honden spelen ondertussen een deuntje op de piano. Daar bovenop staat een aantal pluchen beesten. Die willen ze hebben en daarom staan onze twee honden op de achterpoten en drukken met de voorpoten op de toetsen van de piano, teneinde duidelijk te maken waar het hen om te doen is. De meeste van de collectie aaibare pluchen diertjes zijn inmiddels zodanig vakkundig gesloopt, dat de piep eruit is en de ingewanden in de vorm van spierwitte vlokken pluche in de rondte vliegen.
Enfin: ik pak een min of meer ongeschonden beer, aap of soort-van-hond, waarna de opwinding binnen ons duo Corgi’s s aanmerkelijk toeneemt. Ik sla het dier – dat wil zeggen: het pluchen nepdier, niet de hond – een aantal keren met de kop op de rand van de bank, zodat deze hevig piept. De opwinding groeit uit tot een soort van blinde paniek, aangezien ik op het punt sta de pluchen geval in een vooraf niet bepaalde richting te gooien. Dan smijt ik het piepende speelbeest random weg. De honden stormen er dan luid jankend op af, waarbij de winnaar met het doorgaans flink gehavende maar stevig piepende prooi triomfantelijk de bank opspringt. Daarbij probeer ik dit inmiddels vol gekwijlde vormloze ding uit de bek te trekken, waarna het ritueel van smijten en achtervolgende honden weer van vooraf aan begint. Ze kunnen er geen genoeg van krijgen. Totdat ze hijgend van uitputting op hun rug gaan liggen.
In zekere zin ben ik ook een pakwerker, aangezien de hond die de race naar het nepkonijn verliest, dikwijls uit frustratie in mijn been bijt. Ik zie het kortebroekenweer ongerust tegemoet.
Erik Endlich