Woensdag 31 augustus 1977 stond ik als 20-jarige amateurwielrenner met de veel te vroeg overleden Bert Oosterbosch, de Brabantse klassieker- en criteriumspecialist Henk Mutsaars en Achterhoeker en onverzettelijk waaierspecialist Arie Hassink aan de start van de 100 km. ploegentijdrit tijdens de Wereldkampioenschappen wielrennen in Venezuela. De tropische startlocatie La Fría (‘de koude’) lag op een steenworp afstand van de Colombiaanse grens. Volgens het radioverslag van de onvergetelijke Theo Koomen bedroeg de temperatuur 42 graden en lag de relatieve luchtvochtigheid boven de 90%.
Wij waren gekleed in acryl-wollen nationale oranje truien en bijbehorende wollen koersbroeken. Daarnaast droeg ik onder de koerstrui een door mijn moeder gebreide wollen borstrok, voorzien van een klein, blauw geëmailleerd Mariamedaillon. Mijn katholieke moeder vond dat je als tuinderszoon altijd gewapend moest zijn tegen extreme weersomstandigheden. Weerstand tegen extreme hitte had ik als kind in de bloedhete komkommerkassen van Pa al voldoende opgedaan.
Een uur voor de start verlieten wij na een rit van twee en een half uur uur de koele bus die ons vanuit San Cristóbal naar het ruim honderd kilometer verder gelegen La Fría had vervoerd. Bij het uitstappen klapten we op een vochtige muur van hitte. We werden door de legendarische KNWU verzorger Bé Huizing naar een klein schoolgebouwtje geleid waar we ons klaarmaakten voor opwarming en start. In het toilet kregen wij heimelijk wat verantwoorde medicatie toegediend om ons optimaal voor te bereiden op de ongelofelijke inspanning die ons te wachten stond.
Voordat we op de fiets stapten kregen we ons drankrantsoen uitgereikt met het uitdrukkelijke advies niet teveel te drinken tijdens de opwarming. Één bidon water moest voldoende zijn voor de honderd kilometer De toen gangbare theorie was door bondscoach Joop Middellink in onze koppen geramd met ijzeren disciplinegereedschappen en luidde: van teveel drinken krijg je dikke benen. Na twee uur en 27 minuten kwamen we met z’n drieën volledig uitgedroogd en met barstende koppijn over de streep gewankeld. Henk Mutsaars overleefde de beproeving niet. Ik had als mentaal geharde tuinderszoon de ploeg in koers gehouden en door de savanne geleid. De winnende Russen waren zo’n 20 minuten sneller. Maar zij vertrokken dan ook met twee bidons en waren onderweg bevoorraad. De begeleiding van de Nederlandse ploeg, met inbegrip van bondsarts Schattenberg, achtte bevoorrading niet noodzakelijk.
Op zaterdagavond 26 mei 2018 werd de Franse renner Thibaut Pinot uitgeput, uitgedroogd en koortsachtig opgenomen in een Italiaans ziekenhuis. Drie weken Giro eisten hun tol. Volgens de wetten van de Franse, internationale Beweging van Geloofwaardig Wielrennen mogen renners uitsluitend herstelpillen slikken. Elke andere vorm van toediening van welke samenstelling van producten dan ook is uitdrukkelijk verboden. Artsen in ‘mijn tijd’ konden renners echter na extreme bergetappes onder bloedhete omstandigheden de uiterst noodzakelijke en verantwoorde fysiologische zout- en mineralenoplossingen toedienen. Om erger te voorkomen.
Ondertussen reed op dezelfde 26 mei, aan de andere kant van de koers, een door vele massa- en sociaalmediale kanalen als ongeloofwaardig afgeschilderde Wammes Waggel het hele deelnemersveld aan gort. Inclusief onze mooie Tom. De hemelbestormers van Sky zijn dan ook geen lid van het Geloofwaardige Wielrennen. De Franse Froomebashers Bernard Hinault en UCI voorzitter Lappartient zullen tandenknarsend moeten accepteren dat het voor de gehele maatschappij geldende rechtsbeginsel ‘onschuldig totdat sluitend bewijs is geleverd voor het tegendeel’ ook op Chris Froome van toepassing is. En wat mij betreft met inbegrip van toegang tot verantwoorde medische zorg. Wielrenners zijn buitengewoon geloofwaardige, gewone mensen.
Theo de Rooij