Afgelopen zaterdag sprak ik een paar jongens die vaak op straat voetballen. Of op een veldje achterin de wijk waar ze wonen. Ik vroeg hen of ze naar het WK voetbal hadden gekeken. Dat hadden ze. Af en toe. Een jongen van een jaar of twaalf was fan van België, een leeftijdgenoot van Brazilië. Een andere jonge voetballer vertelde dat hij fan was van Duitsland, omdat zijn vader dat ook was. Hij werd prompt uitgelachen. Zo kan het gaan. Vier jaar geleden wereldkampioen, nu uit de gratie.
Het waren zes jongens in totaal en ik vroeg ze stuk voor stuk wie ze wilden zijn. Welke voetballer zouden ze in hun droom willen zijn. Of in het echt. Ik moest denken aan een neef van mij van een jaar of 30 die vroeger altijd Frank de Boer wilde zijn. En aan een jongen uit een vorige woonplaats die idolaat was van Marco van Basten en sindsdien door het leven gaat als Bassie.
Van het zestal wilden er drie Messi zijn. Het antwoord kwam er vlot uit. Geen spoor van twijfel. Messi.
De grootste van het stel wilde Robben zijn. Mooi antwoord en leuk dat onze nationale held nog niet uit de gratie is bij de jonge voetballertjes.
De overige twee aarzelden. “Ik was ook altijd voor Messi”, zei de kleinste. “Maar ik ga nu voor Hazard.”
Dribbelaartje waarschijnlijk.
De zesde had toen ook zijn antwoord klaar: Mbappé (foto). De uitspraak van de naam liet nog te wensen over. Mmmbappe, zei hij. Maar dat komt wel goed.
Hazard en Mbappé, nieuwe idolen, ontstaan op het WK 2018.