HENGELO – Met ingang van dit seizoen staat Tino Stoop (Almelo, 1963), naast zijn baan als opleidingsdocent aan de Calo Zwolle, weer drie avonden per week op een hockeyveld om een team training te geven. Het tekent de veelzijdigheid van de man, die na zijn opleiding aan de Calo Zwolle niet alleen bij de KNVB Academie Zeist in dienst was als docent en clubontwikkelaar, maar zijn kennis ook in praktijk bracht als oefenmeester bij voetbalclubs als AZSV J017-1(Aalten), HZVV 1 (Hoogeveen), Oranje Nassau 1 (Almelo), Nationaal JO15 (Zeist), VVOG 2 (Harderwijk), HHC 2 (Hardenberg) en SV Spakenburg 2.
Met de hockeydames van HC Twente in Hengelo, debuterend in de tweede klasse, heeft hij een prima eerste seizoenshelft achter de rug, met een vierde plaats als overtuigende referentie. Op de laatste wedstrijddag voor de winterstop boekte zijn ploeg een knappe 3-2 overwinning op runner up Bemmel, nummer drie op de ranglijst.
Je hebt ook voetbalclubs getraind, wat is het verschil op ‘traingebied’ tussen voetbal(lers) en hockey(ers)? ‘Sinds 2004 coach ik, naast voetbalteams, ook hockeyteams. Soms tegelijkertijd, dat wil zeggen op zaterdag voetballers en op zondag een hockeyelftal. Dit jaar doe ik alleen de hockeydames van HC Twente in Hengelo. Wanneer ik het spel analyseer zijn er overeenkomsten, maar zeker ook verschillen. Bij het hockeyen is er weinig tot geen lichamelijk contact tussen spelers, het tempo en de intensiteit liggen hoger, het doorlopend wisselen, de wijze van aanvallen en verdedigen is anders doordat er geen sprake is van een buitenspelregel en er is de macht van de strafcorner. Dat maakt dat de invulling van het planmatig trainen, ook wel periodiseren genoemd om zodoende te komen tot het ontwikkelen van de speelwijze, anders is vergeleken met het voetballen.’
Self pass bevordert snelheid van het spel
Welke hockeyregels zou het voetbal onmiddellijk moeten overnemen als het aan jou ligt? ‘Het voetballen zou veel aan snelheid winnen door het invoeren van de zuivere speeltijd. Het zeuren door de coach tegen de arbitrage wordt bestraft met een speler minder in het veld. Ook de selfpass is een goede regel; het tempo wordt hoger en het nadeel van een speler minder in het veld wanneer een team de bal ingooit bij het voetballen wordt zo teniet gedaan. De macht van de strafcorner vind ik persoonlijk overtrokken; een goede aanvallende strafcorner kan veel tekortkomingen in het aanvallen, omschakelen en verdedigen verbloemen. Maar het blijft natuurlijk een gevaarlijk wapen, dus we besteden daar wel aandacht aan.’
Wat moet er volgens jou gebeuren om het hockey in Twente weer terug op de (landelijke) kaart te krijgen? ‘Een probleem ‘aan de goede kant van de IJssel’ is, dat veel spelers studeren in andere delen van het land. Ze zijn in veel gevallen minder vaak bij de vereniging om te trainen. Daarnaast is er met name in het midden en westen van het land meer keuze uit spelers en de financiën spelen daar een grotere rol. Dat is voor de spelers een prettige bijkomstigheid, maar het kan ook nadelig zijn voor de continuïteit.’
Glas zie ik liever halfvol dan halfleeg
‘Ik ben een voorstander van positief coachen. Voor speelsters werkt dat motiverender dan het benadrukken wat er allemaal verkeerd gaat tijdens een wedstrijd of training. Bij mij horen ze zeker ook wat er beter kan of moet, maar wel zodanig dat het een haalbaar perspectief biedt. Zowel trainer-coaches als supporters aan de zijlijn moeten zich realiseren dat het principe van het halfvolle glas beter is dan dat van het halflege glas.’
Waar moeten de vrouwen van Twente eindigen als je jouw missie geslaagd wilt noemen? ‘Voorafgaand aan het seizoen heb ik gesproken met de technische commissie en de technisch manager. Vervolgens hebben de selectietrainingen plaatsgevonden. Mijn taak bij HC Twente is om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het damesteam. Aanvankelijk was er enige terughoudendheid om drie keer per week te trainen, maar ze doen het uitstekend; degene die ‘buitengaats’ studeert, traint in ieder geval een keer per week bij een team in de buurt van de studieplaats. Dat is de verantwoordelijkheid van de speler zelf; niet fit genoeg betekent minder speeltijd, want het teambelang staat naar mijn mening bij een teamsport op de eerste plek. Dat is vooraf besproken tijdens de eerste besprekingen. Straks gaan we de zaal in, waar we vier weekends spelen tegen diverse teams; dat is een mooie afwisseling met het veld, waar we overigens vanaf januari weer rustig gaan beginnen met een training per week. Eerlijk gezegd kijk ik in juni 2023 wel waar het team staat ten opzichte van andere teams. De ranglijst vind ik überhaupt iets waar ik weinig tot geen invloed op heb, dus ik richt mijn aandacht op andere zaken. Wat ik kan doen is het team helpen om zich te ontwikkelen; dat percentage ligt ergens tussen vijf en tien procent van het geheel. Dat deel moet ik echt heel goed doen. Gezien de reacties op het spel van het team en de wijze waarop ze met elkaar omgaan ben ik tevreden met de huidige ontwikkeling.’