Wij mogen ons sinds kort de trotse eigenaren noemen van een Jeep. Het merk roept associaties op met de laatste wereldoorlog, ruig terrein, ongepolijste kerels en jerrycans achterop. Hoewel de zeven sleuven vooraan, de vierkante wielkasten en de robuuste velgen een rauwe levensstijl doen vermoeden, is het een SUV met beschaafde manieren. Daarom is het geen – om een metafoor te gebruiken – door het oerwoud bewegende tijger, maar meer een gecastreerde kater die tevreden spinnend in een fauteuil ligt te zonnen.
Vorige week donderdag reden wij naar Stadtoldendorf in Duitsland, waar mijn nichtje en haar man een 160 hectare groot voormalig oefenterrein van de Bundeswehr, inclusief kazerne, hebben gekocht. De gedachte van dit sympathieke echtpaar was, om er een speeltuin voor terreinrijders (ook “offroaders” genoemd), te creëren. De kazerne was getransformeerd tot een comfortabele slaapplek, inclusief kantine, wasgelegenheid en parkeerplaatsen.
Hier aangekomen parkeerden wij enigszins beschroomd onze automobiel tussen wat vehikels met banden zo groot als een gemiddeld 10-jarig kind en, indien gestart, met het geluid van een warmdraaiende straaljager. Enige honderden meters verderop lag het oefenterrein, waar mijn nichtje ons met haar 4X4 naar toereed. Hier wachtte mij een onvergetelijke ervaring.
Het immense terrein bestond voor een belangrijk deel uit een op een enorme berg (voor Duitse begrippen heuvel) gelegen bos, maar ook uit weiden waar geheel in stijl met deze ruigte Schotse Hooglanders rondliepen: beesten met imposante horens en de vacht van hoefdieren die tijdens de meest snijdende sneeuwstormen onaangedaan staan te herkauwen.
De wederhelft van mijn nichtje liet mij vervolgens in een Jeep Wrangler plaatsnemen, dat het ongepolijste ADHD-neefje van onze auto is en niet onmiddellijk lijkt te zijn bedoeld als een vervoermiddel voor de openbare weg. Ik chauffeerde met hem naast mij de berg op. Wat volgde was het oprekken van natuurkundige principes. In genoemd bos bleken diverse paden te liggen, die absoluut niet voor enige vorm van transport geschikt leken. Zelfs te voet gaan leek voorbehouden aan lieden met een doodswens. Zeer diepe plassen en kuilen, uitstekende stenen en rotsblokken, laaghangende takken, soms bijna verticaal naar beneden of juist naar boven lopende soort van doorgangen, bruggetjes waar ook een rupsvoertuig vanaf zou kukelen.
De Jeep baande zich evenwel rustig maar Unverfroren een weg door deze hel: soms zag je vanuit de cabine slechts de wolkenlucht, dan weer leek de rotsgrond op je af te komen, een ander moment kwam het modderwater tot net onder het raamvenster. Maar we kwamen wonderwel vooruit, ik zat met adrenaline tot aan mijn oogbollen te sturen, gassen en remmen en vergat alle beslommeringen die het bestaan soms plagen.
Het was waanzinnig. Ik wil nu ook een echte terreinwagen: zo’n Spartaanse dieselende vierwielaandrijver die de wildernis kan bedwingen. Comfort is voor watjes. En voor mijn eega, die andere prioriteiten heeft dan de aanschaf van een beest op wielen. Ze heeft gelijk. Helaas.
Erik Endlich