Hoewel ik hardlooptrainer ben van hardlopers – zulks zal geen verbazing wekken – word ik af en toe benaderd om andersoortige sporters te begeleiden. Dat is evenmin een verrassing, want er zijn veel disciplines waarbij men loopt, rent, holt dan wel anderszins iets met de moeder alles sporten te maken heeft. Zo heb ik in het verleden basketballers, triatleten en zelfs judoka’s begeleid. Hoewel de laatste groep slechts enkele passen binnen de geringe ruimte van een matje plegen te zetten, was het gebruikelijk dat ze meerdere partijen achter elkaar aan het sjorren waren, wat dan weer op Ausdauer aankwam.
Afgelopen maandagavond heb ik een clubje voetballers tot rennen proberen te verleiden. Dat was geen sinecure. Het betrof een elftalletje jonge knapen, dat op aandringen van hun coach naar onze atletiekaccommodatie was gekomen. Om mij niet in de weg te zitten ontbrak de coach en bezag dit clubje ongeregeld mij met een geringschattende blik. Dat kon ik billeken, want hoewel ik geen hardcore voetballiefhebber ben, is mij wel bekend dat het lopen zonder bal voor deze jongens ongeveer het equivalent is voor iets dat met straf, ernstig lijden en weerzin te maken heeft. Wij hebben namelijk geen ballen in het materialenhok liggen: de enige bolvormige voorwerpen daar zijn kogels – geen munitie voor alle duidelijkheid – en deze kunnen slechts als voetbal dienen indien de gedachte is om de ongelukkigen een voetbreuk te bezorgen.
Afijn, mijn opzet was om deze jochies, in wiens ogen ik een onsympathieke opa was, looptechniek bij te brengen. Zoals algemeen bekend is het dresseren van een beer – wat gelukkig niet meer mag – een buitengewoon geduldige zaak: zo ongeveer pakte deze training uit. Ik geloof niet dat er een sport is waar men zo ongelukkig beweegt als in de voetbalsport. De knapen liepen schommelend, de armen langs het lichaam en met veel zijwaartse ruimte tussen de voeten: ook in dat opzicht als bedoelde beer. Mijn aanwijzingen, inhoudende om de voeten meer in één lijn te zetten, de armen mee te bewegen en daarbij het lichaam rechtop te houden, werd ontvangen alsof ik het clubje balletles wilde geven. Eerst toen ik met estafettes, een piepjestest (steeds eerder kom het piepje om eenzelfde afstand te overbruggen) en kennelijk gelijk hun coach krachttermen gingen gebruiken, kwam er wat beweging in het collectief en nam het geschommel enigszins af. Dat de meesten kromme poten hadden die op de symptomen van Engelse ziekte leken, was niet bevorderlijk voor een soepele tred, maar ja: men heeft als trainer nu eenmaal te werken met beperkt getalenteerd materiaal. Dat ben ik reeds gewend van mijn atleten, wat dan weer scheelt.
Opgemerkt zij, dat deze ballenjongens weliswaar technisch pover, maar conditioneel bewonderenswaardig presteerden. Tja: voetbal is immers één lange interval.
Na afloop vertelden ze mij, dat ze het heel leuk vonden. Maar er klonk vooral opluchting in door.
Erik Endlich