De meeste hardlopers hebben een gelijkmatige temperament. Die maak je doorgans de pis niet lauw, als het ware. Dat komt door het rennen. Denkbaar is dat het in prehistorische tijden aanwezige jagersinstinct verantwoordelijk is voor het gehol dat door zovelen is omarmd. Maar het kan natuurlijk ook vluchtgedrag zijn. Dat de angstige types, bang voor holenbeer of op de vlucht voor agressieve stammen, haastig de benen namen. Wie vlot ter been was kon het vervolgens redden.
Ik meen dat ik vooral afstam van de jagende types. Ik zet het, kort gezegd, niet op een lopen teneinde de hufters en schoften voor te zijn. Integendeel: zij wekken mijn agressie op. Dat moet ik op de een of andere manier kwijt. Nu zou ik een klojo of flapdrol natuurlijk tegen de grond kunnen meppen. Maar dat maakt mij dan ook direct een aso. Daarbij wordt ik nimmer onheus bejegend door zo’n galbak. Eigenlijk jammer, want ik zou er best eens op los willen rammen teneinde die minkukel tegen de grond te werken.
Ook overigens zijn er redenen om heel boos te worden. Neem het coronaverhaal. Reeds de gedachten aan zij, die mij ergeren, stuwen mijn bloeddruk naar een riskante hoogte. Zelfs de lafbekken die zich aan welke discussie ook onttrekken, kunnen op mijn toorn rekenen. Zie ik zwerfvuil, dan vind ik het spijtig dat ik de smeerlap die dat alles achterliet, niet tegen zijn mombakkes kan rammen.
U schrikt wellicht van deze van testosteron bolstaande uitspraken, maar ik geloof niet dat ik alleen sta in deze onverwerkte frustraties. Iedereen wenst zich wel eens superkrachten, opdat het huttenvolk zijn plaats kan worden gewezen, de vandaal zijn trekken thuis krijgt, de botten van de hooligan worden gekraakt.
Toch is er wat te doen aan deze onverwerkte geweldsdrift. Zelf heb ik een enorme zak. Die hangt in de garage en is bedoeld om tegenaan te rammen. Dat is wat ik u raadt: koop een bokszak en een paar van die enorme bokshandschoenen. Daar tegenaan te rammen neemt werkelijk een hoop agressie weg. Met name na het weekend, wanneer de bruut zijn slag slaat, is het heerlijk om die zak, althans het exemplaar thuis, met ferme tikken te bewerken. Dat lucht enorm op. Goed, men kan zelfs zover gaan om foto’s van snoodaards of verwenste politici op de zak te plakken, maar dat is voor de bokser met fantasie niet nodig. Men waant zich vanzelf in de ring met de favoriete farizeeër dan wel lomperik. Enige minuten met een imaginaire rotzak en de agressie neemt zienderogen af.
Voor de gevorderde bewerker van de leren zak met inhoud is er ook nog de speedball. Een leren bal ter grootte van een hoofd, waartegen men in hoog tempo kan slaan. In staccato als het ware.
Veel plezier! Daarna kun u, verlost van uw demonen, weer lekker hardlopen.
Erik Endlich